EEN „COUP DE MAIN" TEGEN DE INDISCHE
HAYENPLAATSEN.
In de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag van de
Commissie van Rapporteurs der Tweede Kamer over de Indische begroo
ting voor 1887 deed de Minister van Koloniën omtrent de verde
diging van Java tegen een buitenlandschen vijand de volgende mc-
dedeeling:
„Wanneer ten aanzien van dit onderwerp nog veel onzekerheid
„heerscht, zoo is dit naar de meening van den ondergeteekende
„hoofdzakelijk hieraan te wijten, dat men bij de veelvuldige besehou-
„wingen over het vraagstuk der defensie zich de kracht van den
„vijandelijken aanval altijd overdreven groot heeft voorgesteld. Im-
„mers dit leidde tot het stellen van ontzaglijk hooge, bij geen moge
lijkheid te vervullen eischen voor de defensie, en zoo bleven alle
„plannen ten slotte onuitgevoerd. De ondergeteekende heeft gemeend
„de zaak van de defensie het best te dienen door de veronderstel
lingen omtrent de af te weren aanvallen tot bescheidener proportion
„terug te brengen. Het gebied der onderstelling is natuurlijk onbe
grensd, maar veel waarschijnlijkheid is er niet, dat men Indië ooit
„tegen iets anders zal te verdedigen hebben dan tegen zoodanigeu
„aanval van enkele vijandige oorlogsschepen als men gewoon is een
,.coup de main te noemen. Het komt dus aan op de vraag, welke
„havens tegen zoodanigen aanval te verdedigen zijn en hoe die ver
dediging, hoe de afwering van den vijand moet geschieden. Deze
„vraag is door den ondergeteekende in Indië aanhangig gemaakt en
„hij verwacht dat zij spoedig beantwoord zal kunnen worden.
„Daar de middelen om een aanval, als hier bedoeld, af te weren,
„zeker niet boven onze krachten zullen gaan, vertrouwt de onder
geteekende dat zij, voor zooveel niet reeds aanwezig, verschaft zullen
„worden, zoodra de gestelde vraag beantwoord zal zijn, en dat dan