1G2 28 officieren, 105 man Europeesch kader, 850 Eur. kanonniers, 238 Inlanders (kader en manschappen). Wanneer men nu weet dat de Inlanders bij de vestingartillerie, vooral bij de bediening van de nieuwere vuurmonden, hoogstens als handlangers mogen worden beschouwd, dan zal men moeten toegeven, dat met bovengenoemde sterkte niet veel geschut kan worden bediend en is de vooronderstelling niet gewaagd, dat zelfs bij eene beperkte opvatting van de verdedigingseischen de sterkte aan vestingartillerie veel eer te klein dan te groot zal zijn. Yoor het antwoord op de vraag van den heer Rooseboom„waartoe „wordt bij de verdediging tegen een coup de main onze veldartillerie „in Indië behouden, daar toch enkele vijandelijke oorlogsschepen „slechts eene landingsdivisie van enkele honderd man kunnen vormen, „waartegen men geen vier batterijen veldartillerie noodig heeft?" kan verwezen worden naar de hiervoren medegedeelde feiten, die bewijzen dat men niet op enkele honderdmaar op enkele duizend man moet rekenen. Zelfs al wilde men beweren dat voor het medevoeren van dat troe penaantal bij Kelung afzonderlijke transportschepen werden gebezigd en dus het karakter van den coup de main verloren ging, dan zou daartegen moeten worden aangevoerd dat zulk eene macht ook zeer goed zonder transportschepen kan worden verwacht. Ik wijs hier slechts op een der groote Italiaansche pantserschepen, de Italiadie met het oog op dergelijke ondernemingen is ingericht en in staat is om 4000 man infanterie en eene batterij veldartillerie mede te voeren. Waar het vermogen der aanvalsmiddelen ter zee op zoodanige wijze is verhoogd, moet men ook den maatstaf voor den coup de main niet te gering nemen. Al behoeven wij nu dergelijke zeer groote schepen, die de oorlogvoerende staten vermoedelijk liever in Europa zullen houden, denkelijk niet te vreezen, ook de minder groote zullen reeds eene niet onbelangrijke lan dingsaf'deeling kunnen opnemen. Waar het dus vaststaat dat de ontscheping van enkele duizend man bjj een coup de main tot de zeer mogelijke gevallen behoort, zal ik den heer Rooseboom zeker niet behoeven te betoogen dat voor

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 171