der te Kota Radja aanwezige genieofficieren ooit op genoemde
plaats was geweest, konden de noodige gegevens alleen uit de tee-
keningen en inspectieverslagen, in het archief aanwezig, worden op
gemaakt. Als uitslag van dit onderzoek werd opgegeven, dat te
vervoeren zouden zijn 30 kojangs. Ben door den Gewestelijken
Militairen Commandant ingehuurd zeilschip, de „Mohidin-Bux",
werd bestemd die goederen af te halen en te Kota-Pohama te
ontschepen.
Een officier der Genie werd aangewezen, om zich met twee geniewerk
lieden (timmerlieden) en een Europeesch onderofficier benevens vier
a zes Europeesche geniesoldaten op den 15en September in te sche
pen om toezicht te houden bij het afbreken der gebouwen en de
bruikbare materialen in te schepen. Die officier was bekend ge
maakt met het gebruik, dat van de te verkrijgen materialen voor
de versterking te Kota-Pohama zoude gemaakt worden, om daar
mede rekening te houden bij het inschepen en stuwen. Den 24en
werden de laatste goederen geladen en den 25en kwam het schip te
Kota-Pohama ten anker.
Het tracé en emplacement voor dezen post waren intusscheu aan
gewezen en de daarheen leidende weg over Kota Radja Bedil en
Moesapi was in bruikbaren staat gebracht.
De Civiele en Militaire Gouverneur achtte verder de te Sa-
malanga afgebroken palissadeering voor Kota-Pohama voldoende,
zoodat deze geheel kon worden gebezigd. Ze bestond uit scheien van
4 a 6 cM. dikte tegen een raamwerk van ribhout en bood dus
geeu voldoende bescherming tegen het vijandelijk vuur aan.
De bastions werden op de gewone, in een volgende afdeeling
nader te omschrijven wijze samengesteld.
Kota-Pohama is de eenige post, welke geen nieuwe palissadee
ring heeft.
Het emplacement was gelegen op een zandige vlakte met enkele
boomen en hier en daar zeer kort grashet was bijna horizontaal,
zoodat weinig geëgaliseerd behoefde te worden.
Op denzelfden dag, dat de „Mohidin-Bux" te Kota-Pohama ten
anker kwam, werd do post opgericht en door het garnizoen van
Samalanga bezet.