205
„Donderdag en vooral de nacht van Donderdag op Vrijdag (Malam
„Djoemahat) dikwerf voor ondernemingen en verrassingen bestemd"
181, al. 4).
79. Bovenaangehaalde gevallen worden achter de postenketen be
sproken, de kenteekenen bij nacht van de aanwezigheid en de na
dering des vijands behandeld 180, punt 1, al. 2) en voorts aan
schouwelijk voorgesteld het aanroepen en melden van eigen patrouil
les, die van buiten de posten naderen.
80. Het lijdt geen twijfel dat, wanneer de recruten den posten-
dienst bij dag machtig zijn, zij na deze oefening ook bij nacht op
post kunnen worden gesteld.
Alvorens echter schijnvijand te laten optreden, zullen een paar
oefeningen als boven, waarbij nu de recruten op post, noodig zijn om de
zenuwachtigheid weg te nemen, waaraan bijna ieder jong soldaat
lijdt, die voor de eerste maal in het duister op post staat. Eerst
later volgen dan oefeningen in den geest van 58, 59, 60, 61 en 62
M., terwijl 65 M. en 3, al. 3 V. Cr. ook hier ten zeerste ter op
volging worden aanbevolen.
81. A an den voorpostendienst rest nu nog een voornaam gedeel
te de dienst der sluippntrouilles.
Deze dienst is echter zoo moeielijk, vergt van den soldaat dikwijls
zooveel overleg en zelfstandig optreden, dat wij meenen, dat de be
handeling hiervan eerst later mag geschieden en wel wanneer met de
recruten de gedragregels der doorzoekingspatrouilles (marschveilig-
heidsdienst) beoefend zijn.
HOOFDSTUK III.
Makschveiligheidsdienst.
Inleiding van den marschveiligheidsdienst 146, al. 19 en 138).
Opstelling eener veldivacht in onbewaakt terrein 166).
82. Bij de behandelde oefeningen in den voorpostendienst is steeds
van de veronderstelling uitgegaan, dat het terrein, dat men te door-
loopen had om aan de plaats van bestemming te komen, veilig was.
83. Bij deze eerste oefening in den marschveiligheidsdienst wordt
verondersteld, dat een troep do opdracht heeft, zich ergens als veld-