217
en dan achter cene dekking neergeworpen (punt 3 Gedragregels
sluippatrouilles).
117. Is de patrouille in bedekt terrein, dan verbergt zich één
man gemakkelijker dan vier, en marcheeren zij dus verspreid, hou
den elkaar in het oog en letten op elkanders wenken (punt 3 Ge
dragregels sluippatrouilles).
118. Uit den aard der zaak volgt, dat zij elk gevecht ontwijken
zal, behalve waar het geldt het verdrijven van kleine vijandelijke
patrouilles, die de postenketen naderen en deze bespieden willen
181, al. 7).
Hoofdzaak is: bespieden en melden.-Melden door te vuren is
voor haar uitzondering, maar de sluippatrouille moet toch, indien
gevaar dreigt voor de wacht en geen ander middel tot melden over
blijft, dit middel gebruiken, ook al zou dit zijn ten koste van haar
eigen behoud.
119. De sluippatrouille, die toch zoo weinig gebruik van „vuren"
maakt, zal dan ook niet met geladen geweer marcheeren (punt 1 Ge-
dragr. sluippatr.), eerstens om niet te vlug tot vuren gereed te zijn,
in de tweede plaats om zich niet in gevaar te brengen of haar stand
plaats te verraden door een bij toeval afgegaan schot, wat bij het
kruipen door de struiken lichtelijk kan gebeuren.
120. Regel voor de sluippatrouilles is te melden door één der
manschappen naar de wacht te zenden.
Wat zal hiertoe noodig zijn?
Dat niet alleen de aanvoerder, maar ook alle manschappen van de
patrouille gedurende het marcheeren zich zoodanig met het terrein
eigen maken, dat zij ieder oogenblik gereed zijn alleen den wsg en
wel den meest geschikten weg naar de wacht terug te vinden.
121. Na deze bespreking geeft Leider aan de sluippatrouille (ge-
oefenden, zoo mogelijk alleen kader) hare instructiënden weg, dien
zij te volgen heeft, heengaande en terugkeerendetot hoever zij het
voorterrein zal doorzoeken, enz.
122. De patrouille begint nu haren gang, gevolgd door de re-
cruten. De manschappen der patrouille rooken niet, spreken niet
met elkaar dan om inlichtingen te vragen of te geven en dan nog
zeer zacht; zij marcheeren zoodanig, dat niet alleu tegelijk in hin-