227
Mekka in hun geboorteland terug. Die personen Hadji Miskien van
Pandej-Sikat in de vlakte van Agam, Hadji Soemanicq uit de YIII
Kota's en Hadji Piabang uit Tanah Datar afkomstig toonden zich al
spoedig ij veraars voor de gestrenge opvolging van Mohammed's leer,
toen zij het zedenbederf, de verwaarloozing der uiterlijke gods
dienstplechtigheden, de van genoemde leer geheel afwijkende gebrui
ken ten opzichte van landsbestuur, huwelijken, erfopvolging, enz. op
merkten en zij achtten zich verplicht, de handen aan het werk te
slaan om tot hervorming te geraken. (1)
Met dit doel trokken zij het land door, in naam des Profeets
hunne leer predikende. Zij verboden de hanengevechten, het gebruik
van opium en dat van bedwelmende drankenzij wezen hunne toe
hoorders op de noodzakelijkheid, zich vijf malen daags te reinigen
en gebeden uit te spreken, enz. Op deze wijze verwierven zij zich
langzamerhand eenen aanhangdoch het ligt voor de hand dat zij
bij velen, die aan hunne gewoonten verslaafd of aan hunne gebrui
ken gehecht waren, op ernstigen tegenstand stuitten.
(1) Van den aanvang af onzer bemoeiingen met de Padangsche Bovenlanden is
verband gezocht tusscben het streven der Padries en dat der Wahhabieten in Arabië.
Raaff vermoedde dat verband reeds in zijne eerste rapporten (begin van 1822) en
later hebben de meeste schrijvers over de Padrie-oorlogen (o. a. Lange I, blz. 5) het
bestaan daarvan met meer zekerheid aangenomen. Ten onrechte evenwel.
Het is waar, dat de Padries, evenals de Wahhabieten, allerlei gebruiken wilden
tegengaan en uitroeien, zooals tabak rooken, opium schuiven, alle soort van hazardspel,
enz., maar deze handelingen waren misbruiken niet-alleen in het oog der Wahha
bieten, doch evenzeer in dat van alle Moslimsche wetgeleerden. Het optreden daar
tegen van de Padries kon hen dus wel tot strenge Mohammedanen, maar geenszins
tot volgelingen der Wahhabieten stempelen.
Het onderscheid tusschen deze en de overige Moslims lag elders. Het doet ons
denken aan de redenen der kerkhervorming in Europa in de 16e eeuw: Luther, zich
alleen beroepende op de Heilige schrift, zijne tegenstanders op sclioolsche meeningen,
op voorschriften van het kerkelijk recht, op uitspraken der Pausen. Evenzoo hielden
Wahhab en de zijnen zich alleen aan den koran en verwierpen zij de meeste later
aangenomen leerstellingen; vooral drongen zij aan op de afschaffing der algemeen
verspreide gebruiken en gebeden, die met de vereering van den Profeet en van de
heiligen samenhangen.
Yan eene dergelijke hervorming in den geest van den godsdienst zei ven blijkt bij de
Padries geenszins. Wat zij tot tegengang van misbruiken deden, konden zij doen
als goede Moslims, niet speciaal als Wahhabieten.