230 de, dit niet langer te kunnen en te willen gedoogen en de gestrenge toepassing van den Islam te eischen. Hij gelastte hun derhalve, de vereischte gebeden te verrichten, verbood het gebruik van tabak, sirih, opium en sterke dranken, stond het dragen van zijden kleederen en gouden sieraden alleen aan de vrouwen toe, verbood hanengevech ten en dobbelspel. Hij verlangde dat de mannen een baard dragen en geheel in het wit gekleed gaan zouden, ten teeken dat zij de nieuwe leer hadden omhelsdde vrouwen moesten het aangezicht omsluieren. Nog andere voorschriften werden ingesteldniemand mocht ongekleed baden, om geene ergernis te geven en de welvoegelijk- heid niet te kwetsende vrouwen behoorden niet te veel opwaarts of naar hare voeten te zien, maar eene zedige houding aan te nemen, enz. De toespraak van Toewankoe nan Rintjeh eindigde met de volgende woorden: „En wie uwer zich aan de overtreding van eene dezer „wetten schuldig maakt, onderga de straf des doods en zijne bezittin gen worden verbeurd verklaardwant aldus is de wil des Profeets." Zeer verschillend was de indruk, door deze woorden op de hoorders teweeggebracht. Toegejuicht door de priesters, wien een schoon voor uitzicht van macht en invloed geopend werdhoofdschuddend aan gehoord door velen, die meenden dat de verwezenlijking van des sprekers taal onmogelijk zoude zijn, vonden zij groote afkeuring bij de hoofden, die wel inzagen dat hunne positie ernstig werd bedreigd. Slechts schoorvoetend durfden deze evenwel van hunne afkeuring te te doen blijkenzij trachtten de hervorming op de lange baan te schuiven door de inschikkelijkheid des sprekers in te roepen en be toogden dat aan de gestelde eischen, welke geheel met de tegen woordige wijze van denken en handelen in strijd waren, bezwaarlijk onmiddellijk zoude kunnen worden voldaan. Wanneer eenmaal zjjne begrippen ingang hadden gevonden, zouden de voorschriften van den koran van zelf beter worden nageleefd en behoefde van gewelddadige maatregelen geene sprake te zijn. De hoofden, evenals de weinigen die den moed hadden de voor ouderlijke Maleische instellingen te verdedigen, werden duor Toewan koe nan Rintjeh bestreden met de opmerking, dat geene menschelijko redenen mochten worden gesteld boven den verklaarden wil des Profeets. Strikte gehoorzaamheid word gevorderd. „Zij" zoo be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 239