232 was toevertrouwd; deze was belast met het opsporen en streng be straffen van overtredingen. Het spreekt van zelf, dat de hoofdleiders der Padries bij vele priesters steun vonden; in verscheidene kampongs wisten deze de oude, wereldlijke hoofden te overreden of door hunne kuiperijen te dwingen het bestuur aan hen over te geven. Een en ander maakte dat al spoedig, door de onvermoeide pogin gen van Toewankoe nan Rintjeh, bijna geheel Agam, en door die van Toewankoe Mensiangan de IV en VI Kota's (thans twee onder- afdeelingen larassen van de afdeeling Batipoe en X Kota's, behoo- rende tot de residentie Padangsche Bovenlanden) tot de leer dei- Padries was overgegaan. Het landschap Batipoe bleef weerstand bie den hoewel het langzamerhand door geheel vijandige streken omringd werd, slaagden de Padries er niet in, ook hier hun gezag te vestigen. Zooals beneden zal blijken, behoorde dit landschap onder die welke al spoedig de hulp van het Xederlandsch gezag inriepen. Terwijl de beide genoemde personen aldus het werk der hervorming in en nabij het landschap Agam voortzetten, toog Hadji Miskien naai de vlakte der L Kota's, waar hij in de kampong Ajertabiet (nabij de tegenwoordige hoofdplaats Pajacombo) den ïjverigen priester Malam- Poetih vond- Deze maakte weldra gemeene zaak met Hadji Miskien en wist de bevolking zonder veel moeite te bewegen, zich aan hunne zijde te scharen. Als zinnebeeld der heerlijkheid van het nieuwe geloof werd, in de nabijheid van Ajertabiet, een groote en hooge tempel gesticht- Onder de priesters, die zich door geheele toewijding aan de leer der Padries onderscheidden, moet niet het minst genoemd worden de in latere jaren zoo berucht geworden Toewankoe van Lintou. Deze werd destijds Toewankoe Pasaman genoemd, omdat hij te Pasaman, aan de Westkust van het eiland Sumatra, tot priester ge vormd was. Hij verbreidde de leerstellingen der Padries in het landschap Tanah Datar en schroomde evenmin den strijd als het ver raad om zijn doel te bereiken. Met het zwaard in de hand veroverde hij Tandjong Beroelaq (ten Oosten van Soeroasso), welke plaats tot drie malen toe door de wettige hoofden (panghoeloes) hernomen werd, maar eindelijk voorgoed in zijne handen bleef.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 241