236 ter Sumatra's Westkust, èn te Semawang, èn te Padang, herhaaldelijk last van de Padries. Volgens Francis werd de bezetting van Semawang door dezen „gedurig in onrust en oorlog gehouden"; volgens een rapport van Raaff was het den Engelschen „gelukt, de Padries van Padang te „verwijderen door middel van geld en geschenken". Onder moeielijke omstandigheden moest dus, in Mei 1819, het Nederlandsch gezag ter Westkust van Sumatra opnieuw gevestigd worden. Wat wij van de Engelschen terugkregen, bepaalde zich tot een gering kustgebied, met Padang als hoofdpost, in verwaarloosden toestand. Men vreesde dat de Padries, die hunne macht over bijna de geheele Bovenlanden hadden uitgebreid, op den duur ook de Bene- denlanden, en daaronder Padang zelf, niet met rust zouden laten. Eu de resident ontving herhaaldelijk aanzoeken van de (verdreven of bedreigde) hoofden der Menangkabausche districten om hen, door herstelling van den post te Semawang, tegen de aanvallen der Padries te beschermen. Werd aan deze aanzoeken geen gevolg gegeven, dan was het te verwachten dat bedoelde hoofden hulp zouden vragen en wellicht ook vmden bij onze toenmalige naburen, de Engelschen, hetgeen uit een staatkundig oogpunt een groot nadeel zoude zijn- Bovendien had de handel te Padang er groot belang bij, dat de rust in de binnenlanden zooveel mogelijk werd hersteld. l)e resident, de heer James Du Puy, drong om al deze redenen al spoedig na zijn optreden aan op het weder bezetten van den post te Semawang. De Indische Regeering, afkeerig als zij in het alge meen was van de uitbreiding onzer buiten-etablissementen, was aan vankelijk niet genegen aan zijne voorstellen een gunstig oor te leenen. Maar toen Du Puy nader op de quaestie terugkwam en mededeelde dat de beide Toewankoe's van Soeroasso, door hem naar de Boven landen gezonden om de ware gezindheid van het volk en de hoofden en den geheelen staat van zaken in de Menangkabausche districten te onderzoeken, waren teruggekomen met een door de Menangkabausche hoofden mede onderteekenden brief, waarin verklaard werd „dat zij „allen gezind waren hunne landen, evenals reeds aan de stranden plaats „vond, aan het Gouvernement af te staan, mits zij door dit Gouvernement

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 245