241
De volgende 12 onderteekenaren waren hoofden van negorijen, die
teekenden voor zich en de overige panghoeloes hunner negorij. Of
zij hiertoe behoorlijk gemachtigd waren, blijkt niet; echter noemt
het hoofd van het contract hen „speciaal afgevaardigde hoofden der
„landen van het gewezen rijk van Menangkabau, als behoorlijk ge
autoriseerd door de gezamenlijke hoofden der genoemde landen."
Aannemende dat aan hunne machtiging niets ontbrakdat ook de
omstandigheid dat sommigen hunner, als door de Padries verdreven
(zooals o. a. de „afgevaardigden" van Batoe Sangkar en Tandjong
Beroelaq), geen gezag meer uitoefenden en dus ook bezwaarlijk ge
zag konden overdragen, geen gewicht in de schaal leggen kan,
dan is het in ieder geval zeker dat de bedoelde hoofden niet anders
konden afstaan dan de souvereiniteit over hunne eigen negorij.
Op een paar uitzonderingen na, waar het trouwens negorijen gold,
die geheel onder de macht der Padries waren, waren al de bij het
contract afgestane negorijen gelegen om, of in de onmiddellijke na
bijheid van het meer van Singkarahnegorijen, die, door de Padries
bedreigd, echter nog niet door hen overweldigd waren. Door het
gesloten contract kwamen dus hoogstens deze negorijen onder onze
souvereiniteit, een zeer klein gedeelte slechts van de Padangsche
Bovenlanden. Het was dus, al was overigens op dat contract niets
aan te merken geweest, in ieder geval nog ver van een afstand van
het rijk van Menangkabau!
De onderstelling ligt voor de hand, dat de hoofden, die het con
tract onderteekenden, eenvoudig door hunne medepanghoeloes waren
afgevaardigd, om de hulp van ons bestuur tegen de Padries te ver
krijgen; en dat zij, ter bereiking van dit doel, alles hebben toege
stemd watj van hen verlangd werd.
Ontegenzeglijk was de resident Du Puy bij dit alles volkomen
te goeder trouw. Behalve Raffles met zijn gevolg had nog nooit een
Europeaan het „Rijk van Menangkabau" betreden; wij waren dus
slechts hoogst gebrekkig met de instellingen des lands bekend en
moesten afgaan op de berichten van inlanders die, zooals de onder
teekenaren van het contract, van onze hulp voordeel verwachtten.
Du Puy, en ook zijn opvolger Raaff, zagen in het „Rijk van
„Menangkabau" nog eene staatkundige eenheid, evenals trouwens
1887, Dl. II. IC