242 Raffles ook gedaan had. Raffles was, na plaatselijk onderzoek, overtuigd dat Toewan Gadies de echtgenoote van den gevluchten Radja Moening nog keerschte over dat rijk, en dat hij slechts haar ge zag had te ondersteunen om zijn invloed voorgoed te vestigen. Dat Du Puy van hetzelfde denkbeeld was, is af te leiden uit het feit dat van bovenbedoeld contract drie afschriften werden gemaakt: een voor den Gouverneur-Generaal, een voor den resident en een voor „de Toewan Gadies van Soeroasso". En nog in 1823 en 1824 was men zooals De Stuers het in zijnen brief van 30 Augustus 1825 uitdrukt „op eene onverklaarbare wijze bezorgd om den troon van „Menangkabau weder te herstellen, ofschoon deze bij de tegenwoordige „generatie genoegzaam als vergeten kan worden aangemerkt". Tot nadere toelichting van het gesloten contract schreef Du Puy aan de Regeering, dat hij geen twijfel koesterde aan de bevoegdheid der onderteekenaars om over den afstand van hunne districten te contracteeren „te minder daar zij hierin waren voorgegaan en bevestigd „door de vertegenwoordigers der vorige hoofdregenten"; en dat men met niemand anders eene overeenkomst had kunnen aangaan, omdat bedoelde onderteekenaren „de eenige (waren) die recht op de regeering „(hadden) en zij bijgevolg ook buiten twijfel afstand konden doen". Ook hieruit is af te leiden dat Du Puy, uit onbekendheid met de ware toestanden, zich het „Rijk van Menangkabau" veeleer voorstelde als een despotisch bestuurde staat dan als eene verzameling van vele, van elkander onafhankelijke republieken. Het was geenszins de bedoeling van de Indische Regeering om, op grond van de gesloten overeenkomst, het voormalig „Rijk van „Menangkabau" gewapenderhand aan zich te onderwerpen of tegen de Padries aanvallender wijze te werk te gaan. Uitdrukkelijk werd, in eene resolutie van 1 Juni 1821, verklaard dat militaire operatiën stieden met den wil der Regeering, welke „in deze wel beschermer, „maar geen aanvaller wezen wil". Maar verschillende omstandigheden werkten samen, om de Regeering te dwingen, dit standpunt te verlaten vooreerst de wijze, waarop de resident Du Puy meende aan het gesloten contract gevolg te moeten geven, en verder de houding der Padries, die ons al spoedig als vijanden behandelden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 251