258 Vergelijkt men deze cijfers met die, welke de formatie op oorlogs voet aangeven en gevonden worden in de reeds meer genoemde Artillerie Order N°. 9 van 1878, dan blijkt dat bij mobiliseering boven de vredesformatie noodig zijn 3 Europeesche sergeanten, 1 Europeesch korporaal, 65 Inlandsche kanonniers, 12 koelies en 58 paarden. Verder zouden alsdan 4 Eur. kanonniers overcompleet zijn. Tot beter begrip van de te maken opmerkingen volgt, even als voor een veldbatterij geschiedde, een indeelingstaat van materieel en personeel op oorlogsvoet (blz. 259), samengesteld uit de gegevens, voorkomende in het voorschrift op het par keeren en bivakkeeren van een bergbatterij—Artillerie Order TT0. 9 van 1878. Het eerste wat bij het nagaan van dezen staat in het oog springt, is de indeeling in slechts 2 liniën. Eene indeeling in 3 liniën is m. i. bepaald noodig. Daarbij behoort dan de 1° linie te bevatten: alle kanonnen en mortieren, zoomede een bepaald aantal draagpaarden met munitie voor beide soorten van vuurmonden, echter in geen geval, zooals thans, een drietal draag paarden met lichtkogels voor mortieren, alzoo met seinmiddelen voor den nacht. Deze seinmiddelen, zoowel als die voor de kanonnen, behooren thuis bij den bagagetreindus bij de 3° linie. De tweede linie zal behooren te omvatten: de reserve-affuiten, de reserve-munitie, de reserve-manschappen en de reserve-paarden; zij vormt dus weer den gevechtstrein. Eindelijk komen in de 3e linie (bagagetrein) de kistjes met lichtkogels, de broko3, de stellen rad- en ranseldragers en de draagbare smidse. De 6 draagbare munitiekisten met lichtkogels voor kanon nen moeten vervallen, aaugezien het tegenwoordig achterlaad- kanon geen lichtkogels bezit en er ook, naar ik vernam, niet aan gedacht wordt, ze daarbij in te voeren. Daarmee vervallen dan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 267