262
de bedoeling gelegen, de geleiders van paarden met reserve-munitie,
bagage, enz. desnoods twee paarden te doen geleiden. Hiertegen
bestaat mijns inziens geen bezwaar.
Vorenstaande opmerkingen samenvattende, zou het volgens de Artil
lerie Order N°. 9 van 1878 voor een batterij bergartillerie benoodigd
personeel vermeerderd dienen te worden met
1 luitenant,
8 stukrijders,
1 rijpaard en,
8 trek- en draagdieren.
Daarentegen konden vervallen 12 koelies.
Hoe tengevolge van de gedane voorstellen, de indeeling van mate
rieel, personeel en paarden (of muildieren) in de verschillende linicn
zou zijn, blijkt uit den staat op blz. 263.
De staf van cle veld- en berg batterij en op Java.
Zooals 75 van de reeds genoemde Algemeene Order N°. 36 van
1882 aangeeft, is de in hoofde aangeduide staf samengesteld uit:
1 luitenant-kolonel,
1 majoor,
1 le of 2° luitenant-adjudant,
1 adjudant-onderofficier,
1 staftrompetter,
2 Europeesche staffouriers,
2 Europeesche korporaals, mrs. werklieden,
benevens het instructeurs-personeel voor de kaderschool.
Op acht batterijen alzoo een staf van 2 hoofdofficieren en 1
luitenant.
Vergelijkt men deze cijfers eens met andere legers, dan ziet
men b. v. dat een regiment veldartillerie in Nederland, samen
gesteld uit 6 batterijen (a 6 kanonnen) en 2 treincompagnieën, een
staf heeft van 3 hoofdofficieren, 2 kapiteins en 4 luitenants
of wel dat het Royal regiment of artillery'''' in Britsch-Indië,
sterk 60 batterijen (a 6 kanonnen) en 27 compagnieën vestingartillerie,
een staf bezit van 42 hoofd- en 23 subalterne officierenalzoo op