268 doch slechts muildier- cu paardengeleiders noodig hebben. Op die wijze zouden dan de bergbatterijen geruimen tijd als depots voor de veldbatterijen kunnen dienst doen. Buiten quaestie ware hierin voor do veldbatterijen een afdoend middel gevondenik voor mij zou hot evenwel bedenkelijk vinden, op 't oogenblik van mobilisatie stukrijders van de bergbatterijen door Inlaudsche kanonniers te vervangen; de muildieren toch moeten niet alleen geleid, doch ook onderhouden en opgezadeld worden en vooral dit laatste, waar zooveel van afhangt, is een Inlandseh kanonnier niet in enkele weken te leeren. De tijd van voorbereiding, welke ons bij een oorlog tegen een Europeeschen vijand is gelaten, zal daarom uiterst goed besteed moeten worden, om de op dat oogenblik aanwezige recruut-stukrijders zoo spoedig mogelijk te kunnen afleverenbeginnende bij de 3e linie, zullen zij langzamerhand in de 2e en ten laatste in de 1L' linie van de batterijen kunnen overgaan. Men zorge er dan tevens voor, onmid dellijk een bepaald aantal Inlandsche kanonniers als een nieuwe klasse van recruut-stukrijders aan te nemen. Zooals wij reeds zagen, zijn benoodigd 560 Inlandsche kanonniers, welk aantal stellig tot 650 aangroeit, als men bedenkt dat een zeker gedeelte van de bij de batterijen aanwezige Inlandsche kanonniers tot een nieuwe klasse recruut-stukrijders dient bestemd te worden. Dit aantal zal dus moeteu worden aangeworven. Het grootste ge deelte van die kanonniers is bestemd tot het geleiden van munitie- draagpaarden, iets waartoe zeer zeker weinig kennis wordt gevor derd. Den tijd van voorbereiding, waarover wij bij een oorlog met een Europeeschen vijand kunnen beschikken, in aanmer king nemende, zal ook in dit opzicht veel kunnen worden gedaan; men vergete daarbij echter niet, dat de nu aan te nemen man schappen ook als aanvulling moeten dienen voor de Inlandsche kanonniers, die werkelijk kanonniersdienst doen en bij een eenigszins langdurigen krijg ook menig Europeesch kanonnier zullen moeten ver vangen; op eenige aanvulling van Europeesche manschappen mag namelijk niet in het minst worden gerekend. Gelegenheid tot oefening dient alzoo te bestaan. Het benoodigd aantal paarden (599) is voor het grootste gedeelte bestemd tot het dragen van munitiehet verkrijgen der daartoe ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 277