289 maar na enkele schoten riep hij mij toe, dat zij niet meer werkte. Ik vuurde met de mjjno nog eenigen tijd door, maar toen begon ook deze, ondanks alle zorg, te klemmen. Eene zorgvuldige reiniging der loopen hielp slechts enkele oogenblikken. Intusschen kroeg ik mijne eerste, lichte wond aan don duim der linkerhand door een steenen kogel. Ik beproefde het vuur nog voort te zetten door do patronen een voor een in de loopen te schuiven, raa/ar ook dit bleek weldra zonder vrucht en ik moest het opgeven. De mitrailleuses waren van het Gatling-systeem en hadden 10 loopen. De reden der klemming schrijf ik toe aan het slechte stelsel, verder aan den geroesten toestand der patroonhulzen, het sterk aanslijmende buskruit en voor een deel ook aan den onregelmatigen vorm der kogels, wier punten bij het vervoer waren misvormd. „Intusschen konden wij zien, hoe de Abyssiniërs hunne omsingelende beweging voortzetten en daar wij op 150 M. van ons een heuvel hadden, die onze stelling belieerschte, gelastte de overste langzaam daarheen te retireeren. Nauwelijks waren wij in de nieuwe stelling aangekomen, toen het ons duidelijk werd dat wij verloren waren, want wij zagen dat de Abyssiniërs ons met eene ontzaglijke overmacht minstens 7 a 8000 man hadden ingesloten. Een arme soldaat, die naast mij stond, stortte, door oen kogel in het hoofd getroffen, neer; ik nam zijn geweer en begon te vuren om mijn leven althans zoo duur mogelijk te verkoopenik mikte zorgvuldig en ondervond eene ware vreugde, wanneer ik een vijand zag vallen. Toen de overste mij zag schieten, riep hij mij toe het waren do laatste woorden, die ik van hem vernam—: „Bravo, Michelini, als het met het kanon niet meer gaat, dan maar mot het geweer waarop, ik antwoordde met een: „Leve Italië! Leve de Koning!" Michelini spreekt verder met hoogen lof over de houding der soldaten in de laatste oogenblikken van het gevecht; zelfs de zwaargewonden, verklaart hij, wierpen nog steenon naar den vijand. „Wij hielden het", zegt hij, „zoolang uit als wij konden. Toen de meesten onzer, dood of zwaargewond, buiten gevecht waren gesteld, liet Ras Aloela, als teeken tot den stormaanval, de trommen roeren, waarop de vijand van alle zijden met luid geschreeuw op ons losstormde, zoodat wij letterlijk door de overmacht werden verpletterd en alle 540 vielen, benevens enkele Bashi Bozoeks, waarvan de overigen zich, geloof ik, tijdig uit de voeten hadden gemaakt. Het is niet juist, dat de Abyssiniërs bij den beslissenden aanval hunne vuurwapens wegwerpen, want behalve hunne zware sabels, lansen en dolken gebruikten zij ook in het handgemeen hun geweer. „In het handgemeen zag ik op 10 passen rechts van mij twee Abyssinische 1887, Dl. IT. 10

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 298