21 De versterking te Toengkoep was bezet door drie compagnieën van het 15e bataljon en had een vrij uitgebreide ziekeninrichting binnen hare enceinte. Er was een groot aantal kazernes volgens het stelsel Ermeling aanwezig, die alle nog in zeer goeden staat verkeerden. Aangezien het transport van Kota Radja naar Lamjong zeer duur was, verdiende het de hoogste aanbeveling van Toengkoep zooveel mogelijk alles naar Lamjong over te brengen en gedurende een vijftal maanden is daaraan dan ook met alle kracht uitvoering gegeven, voor zoover dit althans door meer belangrijk en spoedvereischend werk niet verhinderd werd. De intrekking van Toengkoep kon niet vroeger plaats hebben, omdat het openkappen van de beveiligende strook, niettegenstaande het groote aantal dwangarbeiders, dat daarvoor telkens werd beschik baar gesteld, zoo ontzettend veel tijd vorderde. Dit was ook de oorzaak, dat het afbreken der gebouwen nu en dan moest worden gestaakt. Intusschen was de nieuwe versterking Lamjong om de oude heen getraceerd, waren daar van de reeds overgebrachte afbraak twee kazernes opgericht en was met het egaliseeren van het terrein een aanvang gemaakt. Yan de overgebrachte planken werd een tijdelijke borstwering om die kazernes gemaakt; de buiten de oude versterking gelegen ruimte met verticale ijzerdraadversperring aan de enceinte der oude versterking getrokken en twee tijdelijke bastions van zand zakken voor 8 cM. kanons opgeworpen. De kazernes dienden eerst tot logies voor de dwangarbeiders, die bij het openkappen der beveiligende strook waren ingedeeld en naderhand voor de versterking der bezetting, die van 50 tot 150 man werd uitgebreid. Den 21 en Februari was alles, wat bruikbaar was, opgevoerd en werd de versterking Toengkoep verlaten. Hetgeen daar nog was overgebleven, werd in brand gestoken. Lamjong werd gedeeltelijk door hare bezetting betrokkenhet overige deel werd te Kota-Alam en Oleh-leh gehuisvest. Kota RadjaOctober 1880. G. Hoogenboom, Wordt vervolgdkapitein der Genie. Aii*

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 30