Met uitzondering van Blang en Lampermej liggen alle posten
buiten de ceintuurbaan. Vermoedelijk was voor de plaatsing van
Blang binnen de linie de beweegreden, dat aan de andere zijde geen
geschikt emplacement kon gevonden worden, omdat het terrein daar
te laag ligt; de ondervinding te Roempit en Boekit-Karang opge
daan, bij de oprichting dezer posten, had bewezen, met welke groote
moeilijkheden, in den regentijd vooral, de plaatsing van palissadeeringen
en het grondwerk in het algemeen gepaard gaan.
Voor Lampermej kan als beweegreden worden aangevoerd, dat het
zoo dicht mogelijk bij de te beschermen brug liggen moest en daarvan
dus niet door een hoogen spoorwegdijk mocht gescheiden zijn.
Verder liggen alle versterkingen, met eene enkele uitzondering,
ten opzichte van de linie zoodanig, dat de diagonaal, door de bastions
getrokken, daaraan evenwijdig loopt, waardoor de grootste vuur-
uitwerking naar buiten verkregen wordt. Op grond van plaatselijke
omstandigheden, waaronder de aanwezigheid van een dichte, begroeide
aloëversperring, werd het emplacement van de reeds bestaande ver
sterking Pakan Kroëng Tjoet niet gewijzigd en wijkt hare ligging ten
opzichte van de linie van dit algemeen beginsel af. Een der bastions
bestrijkt den weg naar Kota-Pohama, het andere richt zijn vuur
naar buiten.
Alle versterkingen hebben den vorm eener gesloten vierkante of
rechthoekige redoute met twee bastions en flankverdedigingop en
kele posten vindt men eene sortie.
De lengte der facen bedraagt respectievelijk 38, 50 en 65 a
73 M.
Met betrekking tot de bezetting onderscheiden wij drie soorten en
wel
versterkingen voor 1 officier en 60 man
2 officieren 85
B 160
Tot de eerste soort behooren de versterkingenPakan Kroëng
Tjoet, Boekit-Karang, Tjot-Iri, Siroen, Blang en Lamtih; tot de tweede
soort Kota-Pohama, Lamreng, Lanpeneroet; tot de grootste soort
Roempit, Lampermej, Lambaroe, Ketapan-Doewa en Lamdjamoe.
Lambaroe heeft, in verband met zijne bestemming als depot van het