24
de tweede plaats het karakter der misdrijven in het algemeen te
beschrijven, voornamelijk door vergelijking van de Duitsche, Neder-
landsche en Fransche wetten. Is elke vergelijkende studie in het
algemeen nuttig, te meer is die van belang voor den Indischen
rechter, welke, volgens S., „geplaatst te midden eener Polynesische,
„weinig ontwikkelde bevolking, hem het standpunt leert kennen,
„waarvan de meest beschaafde natiën elk misdrijf beschouwen".
De schrijver behandelt in het eerste deel van zijn werk het eerste
boek en een gedeelte van het tweede boek, bevattende hetgeen de
wet onder misdrijven, overtredingen, poging, herhaling van mis
drijven, medeplichtigheid, ontoerekenbaarheid, verschoonende en ver
zachtende omstandigheden begrijpt, terwijl aan het eerste gedeelte
van het tweede boek, behelzende de misdrijven tegen de algemeene
zaak en tegen bijzondere personen (doodslag, moord) eene niet minder
belangrijke wetenschappelijke beschouwing is gewijd. Het tweede
deel vangt aan met het misdrijf van moedwillige kwetsuren en slagen,
dat nogal vaak bij militairen voorkomt.
Wat de wet onder persoonlijke arbeiden slagenverstaat,
wordt op bladzijde 7 medegedeeld. Eene voor den militairen rechter
zeer belangrjjke beschouwing vindt men o. a. bij de misdrijven van
dieistalmisbruik van vertrouwen en oplichtingzijnde vaak voor
komende delicten. Duidelijk zal het een ieder, door tal van voor
beelden, uit de practijk opgehelderd, blijken, waarin het kenmerkend
onderscheid tusschen die schijnbaar overeenkomende delicten bestaat,
welke slechts dit enkele gemeen hebben, dat zij alle ten doel
hebben, een ander van zijne bezittingen te berooven, doch ieder op
zich zelf andere essentieele bestauddeelen vereischen. Meermalen is
het ons gebleken, dat men die genoemde misdrijven niet voldoende
van elkaar weet te onderscheiden en wij behoeven niet te zeggen,
dat het voor den beklaagden militair niet onverschillig ib, aan welke
dier misdrijven hij schuldig wordt verklaard.
Wat diefstal is, leert Mr. Pols ons duidelijk in zijn bekend werk
kennen, doch te vergeefs zal men zoeken naar de verzwarende om
standigheden, die de wet daaraan met zwaardere straffen verbindt
Heeft de krijgsraad destijds vaak klakkeloos op de mededeeling van
den Auditeur-militair moeten vertrouwen, wat men hebbe te verstaan