26 De rechter is een mensch als ieder ander en kan alzoo evenzeer dwalen. Evenals elke menschelijke arbeid is de zijne ook niet onfeilbaar. Waarom zou hij de absolute waarheid hebben ontdekt, daar waar tal van rechtsgeleerden over een aantal punten nog steeds van meening verschillen Heeft ook niet de wetgever zelf het vaak zoo bij uitstek moeielijk gemaakt zijn wil uit te vorschen? Nu eens zwijgt hij, waar do rechter spreken moet. Zóó toch kan hij niet alle voorkomen de gevallen, alle verwikkelingen van het verkeer voorzien, dat hij op iedere vraag met een antwoord gereed staat; dan weder is dat ant woord dubbelzinnig en moet de bron, waaruit hij putte, worden op gedolven, moeten de rechtsbeginselen, die zijn stelsel beheerschen, worden onderzocht. Het is inderdaad bij ons maar al te waar, wat een Fransch schrijver zeide in de Ilevue Crit. de législ. et de jurispr. 1856, pag. 368: „Celui qui pense juste et qui s'oxprimo bien, dit tout ce qu'il vent „dire et rien que ce qu'il veutdire; le législateur ne devrait jamais „l'oublier; mais que de fois sa main a mal retrace sa pensée". Het strafrecht moet, wel is waar, op de meest strikte wijze uit de ivoorden van de wet worden verklaard, doch de schijnbaar duidelijke woorden kunnen vaak dubbelzinnig, duister zijn. M1'. De Gelder, die zelf lid uitmaakt van het Opperrechterlijke College, met welks beslis singen hij zich niet altijd heeft kunnen vereenigeu, toont door zijn belangrijk werk zeer juist aan, dat men ten onrechte bevreesd moet zijn voor critiek, als zoude daardoor het prestige des rechters ver minderen, het ontzag, dat hij inboezemt, verflauwen. Die vrees belecdigdo niet govolgd zoude zijn. Hot beginsel, door S. verdedigd, komt ons dan ook zeer rationeel voor. Terecht merkt S. op, dat de voorstanders van do door hem bestredene leer tot de lógischemaar zonderlinge gevolgtrekking komen, dat, voor moedwilligen doodslaggeen intentie om te dooden wordt vereischt, doch wel voor poging tot moedwilligen doodslagevenals of men bij poging een bestanddeel konde vorderen, hetgeen bij het volvoerd misdrijf geen vereischte is. Het is inderdaad voor de rechtsgevolgen geen klein verschil, of men wegens het geven van een klap, die den dood veroorzaakt, welken men evenwel niet gewild heeft, aan het moedwillig toebrengen van slagen of kwetsurendan wel aan moedwilligen doodslag wordt veroordeeld. Voor het eerste misdrijf wordt de schuldige met ge vangenisstraf van een maand lot twee jarenvoor het tweede delict met tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren gestraft. La difference n'est pas maigre!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 35