358
de frontriem bij alle een standvastige lengte heeft. Daardoor zal
het hoofdstel achter de ooren en tegen de wangen knellen bij
paarden met breede hoofden. Overigens voldoet het hoofdstel, wat
vorm en afmetingen aangaat, vrij goed. Yoor troepen-hoofdstel heett
het echter nog de volgende ongerieven:
1°. Opgestangd zijnde, kunnen de paarden op marsch niet worden
gevoederd of gedrenkt, zonder het geheele hoofdstel af te nemen of
wel, wat echter nog langer duurt, zonder stang en trensgebit los te
gespen.
2°. Doordat het hoofdstel er niet op ingericht is om als halster
te kunnen dienen, is men steeds genoodzaakt een halsband en wa
tertrens op marsch mede te voeren.
Het eerste dier tuigdeelen is zeer hinderlijk, vooral bij paarden
met zwaren hals. Voorts vormt de halsband ten allen tijde een
onsierlijk tuigdeel, daar hij, ook voor stalgebruik dienende, er steeds
beschadigd en vuil uitziet. Door het medevoeren eener watertrens
bezwaart men de uitrusting noodeloos.
3°. Indien men den trensteugel door een der trensringen wil halen,
om dezen teugel zoodoende als longe te gebruiken, voor het geval men
over terreinhindernissen wil gaan, waarbij de ruiter moet afstijgen
(dit zal alleen bij rijpaarden kunnen voorkomen), dan vordert dit al
weer eenigen tijd, daar men een der gespen van den trensteuge) daar
toe moet losmaken. Ware de trensteugel met twee houten knevel
tjes aan de trensringen verbonden, dan zou bovengenoemd oponthoud
niet ontstaan. Het is toch m. i. zaak dat de ruiters weder zoo
spoedig mogelijk kunnen opstijgen, daar zij vrij wel weerloos zijn,
zoolang ze de paarden aan de hand hebben.
Uit het sub 2 beschreven nadeel volgt nog dat de paarden niet
spoedig kunnen worden opgestangd, wanneer ze bivakkeerende zijn.
Een practisch hoofdstel voor militair gebruik zou m. i. ongeveer
dezelfde inrichting hebben als het Ned. hoofdstel. Het zou nl.
moeten bestaan uit een gewonen stalhalster, waarvan de neus eu
keelriemen door een schuifpassaut nauwer gemaakt kunnen worden.
Aan de hakstukken van den halster worden de stang en het trensgebit
door middel van twee IJ. koppelkettingen in een half ronden ring op
gehangen. Aan den neusriem bevindt zich een ring voor de longe,