MOET DE SABEL AAN DEN ZADEL EN DE KARABIJN AAN DEN RUITER BEVES TIGD WORDEN OF OMGEKEERD? In N°. 6 van dezen jaargang van dit Tijdschrift komt een artikel voor, tot opschrift voerende „Een en ander over de Indische cava lerie", door E. R. Onder het vele lezenswaardige van dit opstel trof mij vooral het voorkomende onder het onderdeel „Bewapening" op blz. 585. De schrijver toch vereenigt zich daar geheel met de thans gevolgde wijze van meevoering van-de blanke wapens van de cavalerie. De om standigheid, dat deze meening door mij niet gedeeld wordt, deed mij besluiten mijne met redenen omkleede overtuiging in geschrift te brengen en deze der redactie van dit tijdschrift aan te bieden. De schrijver zegt: „Ik vind op de tegenwoordige wijze van mede- „voeren (van de karabijn) niets af te dingen; de karabijn hindert „den man niet; alleen vind ik het verstrekken van een zoogenaamden „dijlap van leder noodzakelijk om het slijten der pantalon op de knie dan moet het zeker een knielap zijn? „te voorkomen. „In de garnizoenen moeten de ruiters veel geoefend worden in het „rijden met de karabijn in den haak, omdat men dat te velde ook „steeds zal moeten doen. Zijn de ruiters er niet aan gewoon, dan zal „het hinderlijke er van in oorlogstijd des te sterker uitkomen en „den man vermoeien. „Men kan echter, de karabijn in den haak zijnde, deze met de „tromp in den karabijnschoen doen dragen dit is niet zoo vermoeiend „en het vaardig maken gaat even vlug als wanneer de karabijn „afhangt." Al dadelijk rijst de vraag bij het lezen van de le alinea, of het cri terium van goed medevoeren gevonden wordt in het „niet hinderen van „den man?" Als het daar alleen om te doen is, dan zijn er nog wel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 381