373 andere wijzen te bedenken, waarbij zelfs het slijten van de pantalon op de knie voorkomen kan worden. Eerst wanneer wij ons duidelijk voor den geest hebben gehaald, waarom de cavalerist van een kort geweer is voorzien, kan daaruit worden afgeleid, hoe de karabijn moet worden meegevoerd. Wij zullen dan andere eischen te voorschijn zien komen als het „niet hinderen „van den man," dat eerst in de tweede plaats komt. Om het weerstandsvermogen van de cavalerie zoo hoog mogelijk op te voeren en van hare snelheid het meest mogelijke profijt te kunnen trekken, hebben de verschillende Staten van Europa en ook Ned.-Indië hunne cavalerie voorzien van een achterlaad-karabijn. Dat deze zou verstrekt zijn bepaaldelijk alleen om tegenover in fanterie een gevecht te voet te voeren, is niet aan te nemen. Het gevecht te voet is en blijft voor de cavalerie een „hors d'oeuvre De tot 450 M. dragende karabijn is tegenover het infanterie- geweer, zelfs al heeft dit een vizier dat niet verder gaat dan tot 756 M., van luttele waarde. Bovendien welke macht kan cavalerie in een gevecht te voet ontwikkelen Aannemende dat een eskadron met eene sterkte van 120 paarden te velde verschijnt, zoo zal dit gesplitst moeten worden in zie Eskadronsschool te paard, blz. 46 minstens een peloton (30 ruiters) voor reserve te paard, en minstens 23 ruiters zie Pelotonsschool te paard, blz. 49 als paardenhouders, zoodat de rest, 67 man, aan het gevecht te voet kan deelnemen. Wanneer hiervan, ingevolge 39 Esk. school, nog afgaat voor onder steuningstroep, dan blijkt, dat, met inbegrip van het kader, ongeveer 45 man in de tirailleurlinie plaats kunnen nemen. Daarbij ver wijzende naar de 5° alinea op blz. 47 E. S luidende dat als regel geldt, dat er niet gevuurd wordt vóór de tegenpartij binnen het bereik is van het werkzaam vuur, zoodat, de uiterste grenzen van vizieren als „werkzaam vuur" aannemende, dit troepje ruim 756 450=306 M. onder werkzaam infanterievuur zou moeten afleggen en dus al ver liezen geleden heeft, vóór het tot het vuur kan overgaan, dau zal het wel niet te verwonderen zijn dat wij aan het cavaleriegevecht te voet weinig waarde hechten, daar het blijkt dat ééne sectie infanterie een voltallig eskadron met volkomen gerustheid het hoofd kan bieden. Het is echter mijn doel niet beschouwingen te leveren over dit

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 382