382 E. 13. Kielstra. Over Marine-zaken. Overdruk uit yDe Tijdspiegel". E. Kempe. Proeve eener splitsing van liet korps zeeofficieren voor Hollandschen en Indischen dienst. Overdruk uit„ De Mil. Spectator". In het vorige jaar verscheen van de hand van den luitenant-kolonel dei- genie I. J. H. Gijsberti Hodenpijl, onder den titel: „De werkkring der „Nederlandsche Marine" eene brochure, welke in Nederland zeer de aan dacht trok en door tal van zeeofficieren in voordrachten en geschriften besproken en in vele opzichten tegengesproken werd. In het Juni-nommer van „De Tijdspiegel" wijdt de heer Kielstra aan deze quaestie een artikel, getiteld: „Over Marine-zaken". Hij geeft daarin in vele opzichten van zijne instemming met de denkbeelden van den heer Gijsberti Hodenpijl blijk en verdedigt vooral diens meoning over de ondoelmatigheid en kostbaarheid der rijkswerven in Nederland. In het voor Indië meest van belang zijnde punt, den werkkring nl. dei- marine in deze gewesten, verschilt hij evenwel sterk met den heer G. H. van opinie. Terwijl deze wenscht behoud van het auxiliair eskader, afscheiding van dat eskader van de Indische militaire marine en vermindering van deze laatste in verband met het benutten van de paketbooten in den Indi schen archipel voor militaire doeleinden, acht de heer K. het auxiliair eskader eene kostbare schijnvertooning; verwacht hij van paketbooten geen heil en wenscht hij de Indische militaire en de Go uvernements-marine op eene behoorlijke sterkte gehouden te zien, met afscheiding van de Indische en de Nederlandsche marine. Evenals wij hier in Indië hebben een afzonderlijk koloniaal leger, wil hij eene afzonderlijke koloniale vloot. Zijne meening resumeert hij aan het slot van zijn artikel in de volgende wenschen 1°. eene civiele marine, sterk genoeg voor alle diensten ter zee en op rivieren, waarbij geen militair vertoon noodig is 2°. opheffing van het afzonderlijk auxiliair eskader, zoodat er in Indië slechts eene militaire marine is, geheel ter beschikking van den Gouver neur-Generaal en geschikt voor handhaving van het Nederlandseh gezag zoowel tegenover de Inlandsche volken als zooveel mogelijk tegenover een buitenlandschen aanvalen 3°. die militaire marine meer en meer onafhankelijk van de Nederlandsche, wat in het belang is van beide.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 391