400 vim afvoerkanalen en, zoo dit mettertijd voor den landbouw ge- wenscht mocht zijn, bemalingswerken en sluizen in de polders zullen noodig zijn, om het bezette gebied bewoonbaar te maken. Het water wordt door al de aangelegde bedijkingen te veel opge stopt, de opstopping heeft zulk eene hoogte bereikt, dat het niet doenlijk is de bouwwerken bandjirvrij uit te voeren. Ook de posten bleven bij den laatsten bandjir niet gespaardmet enkele uitzonderingen stonden ze alle min of meer blank van water. Te Kota Radja en Panteh-Perak moest men tot aan den buik door het water waden, de vloeren der kazernes stonden tot 0-30 M. onder waterPakan-Atjeh moest geheel worden verlatenzelfs het troepenkampement te Nesoeh en eenige bijgebouwen van het officierskampement stonden onder water, terwijl een gedeelte der wegen was overstroomd. Die ware ellende heeft 10 dagen ge duurd. Ondanks al den arbeid en de geldelijke offers is de geconcen treerde stelling van Atjeh nog verre van bewoonbaar te noemen. 40. Tramlijnen. De tramlijnen zijn te brengen onder de zoogenaamde secundaire spoorwegen 3e kl. Hoofddoel bij den aanleg was goederenvervoer, doch bij de op richting der postenlinie had ook een uitgebreid personenver voer plaats. De grond voor de aarden baan werd verkregen van het terrein ter weerszijden van het tracé en op de gewone Indische wijze met aardmandjes aangevoerd. De ballast werd verkregen uit de Atjeh- rivier en bestaat uit fijne grind. De baan is ingericht voor enkel spoorde kruinsbreedte bedraagt 33.2 H. De spoorwijdte bedraagt 0.75 M. De rijwegen langs de trambaan hebben eene breedte van 1.80 M., de karrrenwegen van 4.30 M., waarvan 3.25 M. met verharding. De laatsten bestonden reeds bij den aanleg van het tramwegnet. De dwarsliggers zijn verkregen uit den houtaankap der Eali Anam maatschappij te Pangkalan Siatasde houtsoort is damar laoet

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 409