413 gesteld door den Eerstaanwezend Genieofficier van Atjeh en Onder- hoorigheden, onder wiens toezicht het ingenieurswerk werd uitgevoerd. Yan dit verslag is vooral bij Hoofdstuk I een ruim gebruik ge maakt geworden. Overigens hebben ons vele personen de noodige inlichtingen gegeven, waar het verslag geen voldoende gegevens opleverde; aan hen, die ons deze medewerking verleenden, betuigen wij openlijk onzen dank. Iiota Radja, 1886. G. Hoogenboom, kapitein der Genie. 1887, Dl. H. 27

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 422