436
van 8 g en 2 houwitsers van 5^ dm.). Deze batterij stond onder
bevel van den kapitein J. B. Heyligers en was verdeeld in vier
sectiën, ieder door een luitenant gecommandeerd.
Den 13en April stelde Raaff zich met deze macht uit Pagarroejoeng
in beweging, vergezeld van 15 a 20.000 man Maleiers van Tanah
Datar, waaronder 1800 a 2000 met schietgeweer gewapend. Hij nam
zijn weg over Tandjoeng tot voor de vijandelijke verschansingen op
de hellingen van den berg Marapalam, op welks top nog andere
werken waren aangelegd.
Nog dienzelfden dag gelukte het hem, de troepen en een gedeelte der
veldbatterij volgens de gemaakte schikkingen te plaatsen, hetwelk
echter niet zonder het verlies van een man en het kwetsen van twee
anderen geschieden kon.
Eenige worpen, uit de beide houwitsers op de versterkingen be
proefd, werden wel, zooals te voorzien was, in de loopgraven en over
dekte verschansingen gebracht, maar vermits slechts een a twee dei-
geworpen granaten sprongen, beantwoordde de uitwerking niet aan
de verwachting.
Den volgenden ochtend (14 April) werden de overige vuurmonden
geplaatst, en er bevonden zich, toen zulks geschied was, 2 houwitsers
en 2 drieponders rechts, en evenveel drieponders met 2 zesponders links
van de vijandelijke stelling, terwijl iedere halve batterij door de helft
der beschikbare infanterie gedekt was.
De aanval begon daarop met eene kanonnade, gericht tegen het
rechter- en linkergedeelte der vijandelijke stelling, terwijl de infanterie
last ontving om het centrum der stelling te bestormen, met verderen
last om zoo mogelijk daar door te dringen en aldus de stelling om
te trekken. De beide officieren, als adjudanten bij Raaff dienende
Van Geen en Van Karnebeek, begeleidden de 2 colonnes, die zich bij
hunnen aanval op het centrum moesten vereenigendoch hoe moedig
deze aanval ook gedaan en herhaald werd, kon het oogmerk, het
forceeren der stelling, niet bereikt worden.
De oorzaak schreef Raaff van het mislukken van dezen aanval
was gelegen in de zwarigheid, die bestond in het beklimmen der steile
hoogte, waardoor de manschappen uitgeput van vermoeienis ter plaatse
kwamen, waar het inspannen hunner krachten eerst recht vereischt