438 deelig voor het gebruik der vuurwapenen. Felle stortregens, die den 15en en 16en onophoudelijk voortduurden, matten de troepen at; aan oprukken was voor het oogenblik niet te denken, doch de vijand, door de reeds behaalde voordeelen aangemoedigd, trachtte ons door her haalde uitvallen tot een geheelen terugtocht te dwingen. Zulks veroorzaakte een vrij groot aantal gekwetsten, waaronder de le luitenant De Liezer. Raaff maakte intusschen, den 16en April, van zijne op de berg helling ingenomen stelling gebruik om de vijandelijke werken, alvorens een tweeden aanval te wagen, van nabij te verkennen. Vergezeld door een klein aantal officieren, waaronder de commandant der artil lerie, slaagde hij er in die verkenning uit te voeren, zonder dat zulks door de Padries werd opgemerkt. Het resultaat van het onderzoek was hoogst ongunstigzoo min aan Raaff als aan de officieren, die zich bij hem bevonden, scheen het raadzaam opnieuw tot den aanval over te gaan, nu men zich had kunnen overtuigen, welke hinderpalen zouden moeten worden over wonnen. De eigenlijke versterkingen zouden onmogelijk stormen derhand kunnen worden veroverd en in ieder geval zouden de te verwachten verliezen te groot zijn om, zelfs bij welslagen, op goede vruchten van de overwinning te kunnen rekenen. Bij deze overwegingen voegde zich nog die dat de Maleiers, die bij het oprukken zoo vol vuur en moed waren, den loop der zaken ziende, grootendeels langs binnen- en omwegen waren teruggetrokken dat een houwitser en een der beide zesponders gedeeltelijk onbruik baar geworden waren, en eindelijk dat onze troepen, sedert den 13enaan 's vijands vuur en het ongunstige weder blootgesteld, door gemis aan warm voedsel uitgeput waren en buiten staat schenen verder offen sief te ageeren. Nadat de majoor Laemlin, wiens ondervinding in den Inlandschen oorlog bekend was, en de resident Du Puy, die den krijgstocht bij woonde, beiden als hunne meening te kennen gegeven hadden dat een tweede aanval niet mocht gewaagd worden, werd tot den terugtocht op den 17en April besloten. De grootste moeielijkheid van dien terugtocht bestond in het ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 447