441
Uit de officieele bescheiden blijkt duidelijk, dat het vertrouwen in
Raaff, door het bij den Marapalam geleden échec, niet in het minst
werd geschokt. Ziehier de bewijzen.
In zijn rapport van 1 Juli 1823 schreef de generaal De Koek
aan den Gouverneur-Generaal
„Zoo de uitslag van den veldtocht het bedoelde einde niet bereikte
en ook niet het resultaat opgeleverd heeft, waarmede ik mij durfde
vleien, zal Uwe Excellentie, vertrouw ik, met mij van gevoelen zijn
dat de genomen dispositiën en de onverschrokkenheid van den aan
voerder, gepaard met de meer dan gewone dapperheid en stand
vastigheid, door het grootste gedeelte der officieren en troepen bij deze
gelegenheid aan den dag gelegd, verdiend hadden met een gelukkiger
uitslag bekroond te worden en tot een ruimer nut te gedijen...."
En in de voordracht tot belooningen, denzelfden datum opgemaakt,
werd, door generaal De Koek, Raaff „op de meest gunstige wijze
„aanbevolen en voorgedragen" voor het ridderkruis der Militaire
Willemsorde, met de volgende aanteekening
„Deze officier is door mij sedert zeer lang beschouwd als een der
ijverigste, kundigste en nuttigste officieren van het leger; hetgeen
hij als bevelhebber der Padangsche expeditie gedaan heeft, getuigt
van zijn buitengewoon beleid, van zijnen onafgebroken ijver en zijne
onverschrokken dapperheid.
En de Gouverneur-Generaal?
Bij art. 4 der resolutie van 7 Juli 1823 N°. 2 werd den luitenant-
generaal, commandant der troepen, opgedragen „om nogmaals de
bijzondere tevredenheid van den Gouverneur-Generaal te betuigen aan
den luitenant-kolonel Raaff, commandant der Padangsche expeditie,
en aan de onder zijne bevelen gediend hebbende officieren en troepen,
wegens derzelver gedrag gedurende den jongsten veldtocht in de
Padangsche Bovenlanden, en aan dezelven kenbaar te maken dat
het voor den Gouverneur-Generaal een aangename plicht is geweest,
degenen, welke bij die gelegenheid boven anderen hebben uitgemunt
en waaronder de Gouverneur-Generaal in de eerste plaats den
luitenant-kolonel, commandant der expeditie, telt, gunstig aan den
Koning bekend te maken.
Dat deze tevredenheidsbetuiging van den Gouverneur-Generaal