458 geheele mannelijke helft van het menschdom de Mohammedaansche leer belijdt, doch het grootste gedeelte in goddeloos ongeloof volhardt. Hoewel, zooals gezegd is, de bewoners van den Indischen Archipel den Mohammedaanschen godsdienst belijden, zijn zij over het algemeen niet bijzonder vast in de leer en heeft het er wel iets van of zij alleen die voorschriften opvolgen, die hen niet al te lastig zijn of niet te zeer in strijd met hunne eigene gebruiken en overleveringen. Het nalaten der dagelijksche gebeden, vooral op Java; de onzindelijkheid op hun lichaam, bij vele Sumatranen en vooral bij onze intieme kennissen in Sumatra's Noordhoek; de erfenis in de zijlinie, Padangsche Bovenlanden; het misbruik van opium, ziedaar even zoovele ketterijen, waardoor zich hun gemoed evenwel hoegenaamd niet bezwaard schijnt te gevoelen. Ook van het gebruik van bedwelmenden drank zijn velen lang zoo afkeerig niet als de groote Profeet wel wenschelijk achten zoude. Velen laten zich een glas wijn zeer goed smaken en bij feestelijke gelegenheden werpen zich sommigen met wellust in de bedwelmende armen der lieve „Veuve Cliquot,hun Mohammedaansch geweten dan maar in slaap sussend met de bewering, dat zij de „Veuve "als obat gebruiken. Avee le ciel, ils ont des accommodements Mogen zij echter onder gewone omstandigheden hunne godsdienst plichten niet al te nauwgezet volbrengen, dit verandert als de oorlogs fakkel ontstoken is. Dan worden de moskeeën bezocht en wordt er gebeden op een wijze die zelfs het hart van een steenen god zou vermurwen. Dan wordt niet zelden door godsdienstige dweepers en politieke gelukzoekers het volk misleid en bedrogen omtrent de ware oorzaken van den krijg en rassen- en godsdiensthaat aangevuurd. Dan wordt door opium het verstand verbijsterd en, om moed en haatten top te doen stijgen, de djihad uitgeroepen en de vreedzame, rust- lievende landbouwer verandert in een wreeden, woesten tijger. In den regel hebben wij te strijden tegen de geheele mannelijke bevolking eener opgestane landstreek. Ieder vrij en meerderjarig Muzelman, die ten strijde wordt opge roepen, moet aan die oproeping gehoor geven. Alleen vrouwen, kinderen en gebrekkigen en ook zij, die niet in staat zijn gedurende hunne afwezigheid hun gezin te onderhouden of hunne schulden niet kunnen betalen, worden vrijgesteld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 467