38
paarden geene mindere tusschenruimte dan 6 pas hebbendoet
men dit, dan krijgt men eene frontbreedte van 265.50 M. Naar
welke wijze van bivakkeeren nu is de frontbreedte van 90 M. bere
kend? Yoor 60 paarden is eene ruimte van 90 M. of l j- M. per
paard veel te klein; daar kan dan ook geen sprake van zijn. In
garnizoenen zelfs is eene grootere breedte der standplaatsen wen-
schelijk, daar nu nog, niettegenstaande de paarden elkander leeren
kennen, vechten aan de orde van den dag is. Yreemde paarden
naast elkander vechten altijd en soms zeer kwaadaardig; men kan
dus nagaan wat een onrust en een rumoer het in een cavaleriebivak
zoude zijn, wanneer men de paarden op lj- M. van elkander zette;
te meer omdat zij te velde geen vaste plaatsen in het peloton houden.
De dubbele voetkluister mag alleen gebezigd worden bij lastige
paarden, voor wie de enkele longe niet voldoende is (regts.-order
dd, 20 Januari 1879 N°. 26)bij eene te kleine tusschenruimte zouden
alle paarden den voetkluister noodig hebben.
De in bijl. 4 aangegeven diepte komt niet overeen met de afme
tingen op fig. 9. De in kolom 3 dier bijlage voorkomende diepte is
50 M., terwijl de diepte op fig. 9, van en met de wacht tot en met
de plaats voor den commandant, 89 pas van 75 cM. bedraagt,
66.75 M.; een verschil dus van bijna 17 M. Wel is waar komt eenig
verschil er niet op aan en kan men de afstanden op het terrein niet
met de el uitmetende afstanden zijn ook slechts een maatstaf om
aan te geven hoe ongeveer alles moet komen te staanhet verschil
in de diepte is dan ook van weinig beteekenis, doch wel dat in
de breedte.
In fig. 9 is de wacht, waarbij zich do trompetter bevindt, het
verst van den commandant van het bivak verwijderd, nl. de geheele
diepte van het bivak. Komt er tijding van een of ander aan de
wacht, melden zich daar personen aan, bemerkt haar commandant
iets meldenswaardigs, dan moet het bivak worden omgetrokken om
den commandant daarvan te berichten. Wil de bivakcommandant
bevelen aan de wacht geven of signalen laten blazen, evenzoo. Dit
geeft tijdverlies; de commandant moet zijne plaats zoodanig kiezen,
dat hij in de onmiddellijke nabijheid der wacht is, zoodat hij ten allen
tijde zelf van af zijne plaats met den wachtcommandant spreken kan.