478 Het expeditionnaire korps van liet Italiaansche legerbestemd voor Afrika. Nu de Italiaansche Regeering door hare groote toebereidselen tot het zenden van troepen naar Massowah bepaaldelijk ook naar koloniaal bezit schijnt te willen streven, verdient het de aandacht omtrent de organisatie dier troepen een en ander mede te deelen. Den 20en Augustus jl. is met de oprichting van het expeditiekorps voor Afrika begonnen. Dit korps zal bestaan uit twee regimenten infanterie (jagers), een es kadron cavalerie (bereden jagers), eene brigade artillerie, eene compagnie ge nietroepen, eene compagnie hospitaalsoldaten, eene compagnie transporttrein en eene treincompagnie. Blijkens de door het ministerie van oorlog uitge vaardigde bevelen kunnen bij dit korps tot een bepaald getal de met groot verlof zijnde soldaten worden aangenomen; bij de cavalerie en de spe ciale wapens en diensten worden zij echter alleen dan aangenomen, indien zij een voldoenden graad van geoefendheid voor hunnen dienst bezitten. De aanvragen tot dienstneming moeten door elk korps afzonderlijk worden ingediend. De met groot verlof zijnde soldaten kunnen in hun vroegeren graad bij het expeditiekorps worden aangenomen; de korpo raals, die bij hun vertrek met verlof de geschiktheid hadden voor ser geant, kunnen als zoodanig in het korps intreden. De voorwaarden tot dienstneming zijn 1°. het bezit van het Italiaansch burgerrecht; 2°. den speciaal voorgeschreven leeftijd (zie beneden) niet hebben over schreden 3°. niet gehuwd zijn noch weduwnaar met kinderen; 4°. physieke geschiktheid bezitten voor het wapen of den dienst, waarbij men wenscht aangenomen te worden 5°. Geen onteerend vonnis hebben ondergaan, en 6°. Goed gedrag, blijkende uit een over te leggen verklaring. De onderofficieren mogen den leeftijd van 32 jaren niet hebben over schreden, de voor de cavalerie en den trein bestemde manschappen niet dien van 28 jaren, terwijl de overige soldaten niet ouder mogen zijn dan 26 jaar. De vereischten om tot het bereden jagerkorps te worden toege laten zijn dezelfde als die voor de cavalerie van het leger zijn voorgeschreven, met uitzondering der lengte die niet minder dan 1.58 en niet meer dan 1.68 M. mag zijn. Ditzelfde geldt ook voor de artillerie, alleen is hierbij geen maximum-lengte bepaald. Voor de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 487