481 gerolde) mantel zoodanig gelegd, dat de achterste patroontasch vrij blijft, en worden de einden aan de linkerzijde met een riem vastgemaakt om het afglijden te beletten (1)de veldmuts komt tusschen den bovenkant van den ransel en den mantel. De onderkant van den ransel is ter plaatse, waar hij met de achterste patroontasch in aanraking komt, met sterk leder bezet en heeft tevens twee lederen stooten met knoopsgat tot bevestiging van die tasch, alsme de een passant, waardoor die stooten gestoken worden, als de tasch niet bevestigd wordt. 3. Deranselzak. Deze bestaat uit eene waterdichte stof van bruin linnen en heeft uit wendig dezelfde afmeting als de ransel. Het doel van dit nieuw inge voerde voorwerp is, daarin een verplegingsvoorraad voor 3 en zoo noodig voor 4 dagen te kunnen bergen; het wordt gewoonlijk tusschen het ranselkastje en de klep door eene pin vastgemaakt en gedragen, waardoor de verplegingsvoorraad geheel van den overigen inhoud van den ransel gescheiden is. Deze ranselzak kan echter ook zonder den ransel op diens plaats aan den draagtoestel door de ranselpin gedragen worden. Bij den voorpostendienst, en wel in den vestingoorlog, zal het namelijk meermalen gebeuren, dat men den ransel in het kantonnement of in het bivak ach terlaat, als wanneer de ranselzak alleen medegenomen kan worden, waar door de belasting van den soldaat zeer vermindert en zijne manoeuvreer vaardigheid in hooge mate verhoogd wordt. Men heeft aan deze wijze van uitrusting den naam van stormuitrusting(Sturmgepack) gegeven. 4. De k o p p e 1. De witte kleur van het ledergoed voor koppels en ranselriemen is, op enkele uitzonderingen na, vervallen; aan al het ledergoed wordt in het vervolg eene dofzwarte kleur gegeven. De scheedewaarin de kortere en lichtere sabelbajonet M. 71/84 gedragen wordt, is smaller geworden. Daal de koppel aanmerkelijk meer te dragen heeft dan vroeger, moet deze van zeer goed en sterk leder vervaardigd worden; ook zijn op den aangege ven grond de tailleknoopen vervangen door zoogenaamde taillehaken, die zeer vast tusschen het laken en de voering van de jas worden ingenaaid, daar zij werkelijk veel tot het dragen van den koppel moeten bijdragen. Ten einde bij het om- en afhangen het afglijden van de linker- patroontasch te beletten, is aan de binnenzijde van het linker gedeelte een lederen bezetsel aangebracht. (1) De mantel wordt voortaan alleen bij do zoogenaamde „storm-uitrustibg", d. i, die zonder ransel, en bandoulièrc gedragen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 490