493 „Bandanesen al te wel ervaeren hadden omrae ons wederomme te „laten abuyzeeren ende oversulcx hem bedancten." Kapitan Hitoe liet zich door deze weigering niet uit het veld slaan. „Van schuldige plichts wegen" (d. w. z. tengevolge van hetpela) ver zocht hij naar Banda te mogen medegaan „om middel tot eeuwich ver- „drach te soecken, syn plicht vol te doen ende, soo die van Banda tot geen „redenen verstaen wilden, om haer aff te snvden ende te verlaten.' Hem werd te kennen gegeven, dat men van de Nederlandsche zijde zijn medegaan ongeraden vond. Doch ook deze weigering schrikte den Kapitan Hitoe niet af. Hij bleef volhouden en kreeg eindelijk gedaan, dat hij zich, met een gevolg van negen personen, aan boord van het schip Zierickzee mocht inschepen, doch onder voorwaarde, dat zijn meegaan het karakter zoude dragen „als uyt sich selfs, maer geensints van onsent wegen" te geschieden. Het staat derhalve vast, dat Coen van contract noch bemiddeling iets wilde weten en reeds vóór zijne komst op de Banda-eilanden besloten had de bevolking aldaar zoozeer te tuchtigen, dat van later verzet geen sprake meer kon zijn. Den 23en Februari vertrok Coen van Ambon en kwam den 27en daaraanvolgende, des avonds, voor het kasteel Nassau op Neira ten anker. Zoo spoedig mogelijk begaf de Kapitan Hitoe zich naar het eiland Lontoor en bracht, na eenige vergeefsche pogingen, ettelijke Bandanee- zen mede, die aanboden een „eeuwich" accoord te maken, alle andere natiën, behalve de Nederlanders, van den handel op de Banda-eilan den uit te sluiten en alle noten en foeli aan de Nederlanders te leveren. Dit aanbod was Coen volstrekt niet naar den zindie daarom kortweg antwoordde, „dat sulcx overlange belooft ende geswooren „hebben, maer de beloften niet naer en quaemen, ende daer over „niet gesint waeren ander accoort te maecken dan in sulcker voegen, „dat verseeckert mogen wesen t'selvige onderhouden ende niet weder „gebroocken werden sal." Hoedanig het accoord zoude moeten wezen, hierover liet Coen zich niet verder uit. Verschil van meening ontstond dientengevolge onder de Bandaneezen nopens zijne bedoelingen, maar de meesten waren van 73

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 502