494
oordeel, dat hij begeerde op de voornaamste plaatsen forten op te
richten. „Ende alsoo de Bandanesen hiertoe niet verstaen costen, is
„de handelinge van vrede naer gebleven."
Een tweede hinderpaal tegen de volvoering zijner plannen vond
Coen in de Engelschen op Poeloe Roen.
De opper-koopman aldaar, Gr. Hayes, zond hem een brief, houden
de, dat de Engelschen een accoord met die van Lontoor gesloten en
eene loge aldaar opgericht hadden, weshalve hij verzocht de komst van
de eeistdaags verwacht wordende Engelsche schepen af te wachten om
alsdan te besluiten, wat tot welstand van beide Compagnieën bevon
den zoude worden te belmoren.
In een vergadering van opper-kooplieden, schippers, kapiteinen en
oudste krijgs-officieren, zoo te water, als te lande, enz., gehouden in
het lort Hassau op den laatsten Februari, bracht Coen het schrijven
van Hayes ter tafel en vernam, nadat over zijne „propositie wytlopig
„gediscoureert was, dat men algemeen oordeelde niet op de Engelsche
schepen te moeten wachten, „also wy haer van onse zyde tot Jac-
„catra genoegh voldaen hebben."
De bode, die den Engelschen brief had bezorgd, kreeg daarop mon
deling de boodschap mede, „dat den Raedt van Defensie tot Jacca-
„tra (1) op de saecke al gelet hadde ende by haer goet gevonden
„was, dat dese tocht doen souden; dat ons oock geassisteert zouden
„hebben, soo de middel ende gelegentheyt gehadt hadden. Derhalven,
„soo sy t accoort, door haer ende onse meesters gemaeckt, wilden
„naercomen ende onderhouden, dat haer van de vyanden bij ons sou-
„den vervoegen."
Hoewel Coen reeds den 27en Februari voor Hei ra arriveerde,
duurde het tot den 7en Maart, alvorens zijne geheele macht daar
rondom hem vereenigd was. Hij had alstoen bij zich de schepen:
Meuw-Hollandia (admiraal-schip),
Nieuw-Zeelant,
Zierickzee,
Amsterdam,
de Eenhoorn,
(1) Eene uit Nederlanders en Engelschen samengestelde directie.