495
't Wapen van Amsterdam (een oud, afgevaren en sedert „aflfgeleyt"
schip),
de Dragon (een veroverd Engelsch schip),
Delff (eerst in den nacht van den 5en op den 6en Maart aange
komen),
Orangie,
Schiedam (geladen met 340, op Hitoe aangenomen bahren nagelen),
Zeewolff,
't Hert (een jacht),
Eenhoorn (den 22en Februari rechtstreeks uit Nederland te Am-
bon aangekomen),
Enckhuysen,
't Postpaert,
de vliegende Bode (jacht),
Arakan (fregat),
't Wapen van Jaccatra (lj,
eene galei,
bemand met 1655 Europeanen en 286 van Jakatra medegebrachte,
gevangen Javanen, enz. Bovendien waren 36 inlandsche vaartuigen
(tinggang's) aanwezig, welke roeivloot (armade de rema) moest dienen
„om de vyandt van alle kanten te benauwen ende ons volck na wel
gevallen te mogen landen."
Op Banda zelf vermeerderde Coen zijne macht met het garnizoen van
liet fort op Poeloe Ai, waarvoor hij „50 slegte personen tot bewaring
„van 't fort aldaer" in de plaats stelde, met het garnizoen van het
fort op Neira, met twee compagnieën Japaneezen, ieder 40 man sterk,
en met eene compagnie Siauwers en andere inlanders (Ambonsche
vrijburgers, Mardijkers en Guseratten), sterk 56 koppen.
Onder de van Jakatra medegenomen troepen bevond zich
eene compagnie vrijburgers, speciaal voor dezen tocht in dienst
genomen.
Nopens dit gevaarte is aangeteekend, dat zulks was „voor ende achter plat,
„sonder steven, alleenlyck ghemaeckt om op het resiff te brenghen voor Lonthor, om't
„selve te beschieten, hebbende vier halve cartouwen ende thien saeckers, rontsom bevryt
„voor eene basse." Hoe men zoodanig vaartuig over zee heeft kunnen brengen, is
moeielijk te begrijpen. Het is dan ook met het schip Delff zeer lang onderweg geweest,