515
Don Sen Juli ging de troep naar den berg van Waier, welke zonder
weerstand werd bezet. Zeven Bandasche mannen werdeD gevangen
genomen en 40, die zich niet wilden overgeven, gedood. Boven
dien werden 66 vrouwen en kinderen gevankelijk naar Selamon en
vervolgens naar Neira weggevoerd. Op dezen berg vond men 1000
huizen, minder graven dan op den anderen berg en 9 bassen.
Na afloop van deze feiten werden dagelijks patrouilles het bosch
ingezonden om de overal verstrooide vluchtelingen op te zoeken. Een
„goede partye, doch meest vrouwen ende kinderen," werd op die
wijze achterhaald. Yan 16 Mei tot omstreeks half Juli werden
476 Bandaneezen opgepakt. Eenige vluchtelingen, die van geene
overgave wilden weten, moesten gedood worden; „andere hebben
„haer selve van de clippen geworpen ende 't lyff gemorselt."
En zoo, zegt de heer Yan der Chijs, was eindelijk bereikt, wat de Hee-
ren Meesters in Nederland zoolang en zoo vurig hadden gewenscht. Al de
Banda-eilanden waren hun onbetwistbaar eigendom geworden, wel
is waar, ten koste van het bestaan der Bandasche natie, maar wat kon dit
schelen aan de Hollandsche patriciërs, die het beheer der O. I. Compagnie
in handen hadden, mits zij zelve niet onder een vreemd juk gekromd
gingen.
Zij zouden voortaan de onbeperkte heerschers over het land der
noten en foelie zijn dit doel hadden zij bereikt en daarmede was alles,
wat zij hadden laten verrichten, voor hun geweten in orde.
Zooals uit deze woorden, en trouwens ook uit den geest der ge-
heele beschrijving blijkt, vindt de hardhandige en niets ontziende
wijze, waarop Coen met de Bandaneezen omsprong bij den heer v. d.
C. alles behalve goedkeuring. Zeer zeker zoude eene dergelijke wijze
van oorlogvoeren in den tegenwoordigen tijd weinig menschelijk wor
den geacht; wij mogen echter niet vergeten dat men de daden van
Coen, evenals die van Speelman en andere groote figuren uit den tijd
der O. I. Compagnie, beoordeelen moet naar het standpunt der be
schaving van die dagen, toen de zachtmoediger oorlogsgebruiken van
heden nog niet golden en onze vrome voorvaderen de overwonnenen,
op oud-testamentische wijze, sloegen „met de scherpte des zwaards."