541
toch zijn lang 2.30 M. en moeten door eeue vlechting van 5 knoopen
tot eene lengte van 1.15 M. worden verkort. Behalve dat het
onsierlijk staat een rijpaard te zien loopen met een paar stukken touw
langs zijne flanken, waarin allerlei knoopen liggen, is het ook hinderlijk
voor de rijpaarden. Bij snelle gangen zullen de knoopen steeds
op en neder bengelen. Doch nu het aanspannen van een rijpaard.
Daartoe moeten eerst aan elke zijde 5 knoopen worden losgemaakt,
hetgeen alweder oponthoud veroorzaakt. Yalt het rijpaard later uit
de bespanning, dan moeten er weder even zooveel knoopen in de
strengen worden gelegd, dus ook alweder tijdverlies. Heeft men
daarentegen vaste strengen, die slechts 1.60 M., lang zijn, dan
kan men die op de Yed. wijze medevoeren, d. w. z. dubbel geslagen
over den voorboom van den zadel en door de mantelriemen en sluit
riemen bevestigd, in dier voege dat de strengen kunnen worden uit
getrokken zonder deze riemen los te maken. Op deze wijze mede
gevoerd, zijn de strengen niet hinderlijk voor ruiter en paard, terwijl
men er dan zeer vlug mede kan aanspannen. Voorts kunnen de
rijpaarden, indien ze van vaste strengen zijn voorzien, onmiddellijk
als middenpaarden invallen zonder eenige wijziging in hun harnache-
ment aan te brengen.
Disselboomriemen. Deze voorwerpen zoude men gevoegelijk door
kleine kettingen kunnen vervangen. De disselboomriem toch komt
bij het gebruik niet in aanraking met het lichaam van het paard,
zoodat er geen enkele reden kan bestaan om dat voorwerp speciaal
van leder te vervaardigen. Bovendien leidt de tegenwoordige samen
stelling dezer riemen tot vertraging bij het aanspannen en bij het
vervangen van achterpaarden. Bij het aanspannen nl. moet de
riem vastgegespt worden en daar hij zeer dik is, gaat dat vooral
bij nieuwe riemen niet spoedig. Bij het vervangen van het ontbre
kende achterpaard moet de disselboomriem geheel worden losgemaakt,
om bevestigd te worden aan den omlooper van het invallende achter-
paard, hetgeen alweder oponthoud veroorzaakt. Vervangt men deu
disselboomriem door een ketting 1. 0.30, d. 0.004 M., die aan weerszij
den S haken heeft, dan behoeft men bij het aan- en afspannen deze
kettingen slechts van den disselboom af te haken.
Bij het vervangen van een achterpaard kan men den ketting aan den