578
Behalve Toekoe Aboe, dien ik heb doen begraven op do plaats waar
de op 11 September jl. gesneuvelde Atjehers liggen, zijn de overigen
door het volk van den Radja ter aarde besteld nabij de koeala. Toekoe
Aboe is door verscheiden personen herkend.
Buit werden gemaakt
1 repeteergeweer,
1 Beaumontgeweer, wapen N°. 68, 3e Baton Inf"
1 idem, gemerkt Stevens, MaastrichtSerie D. 233,
2 chassepots,
13 trompladers,
31 rentjongs,
25 klewangs,
6 lansen en eenige munitie; verder 2 bijlen en 4 stormladders.
Onzerzijds werden verschoten
2 granaatkartetsen van 8 cM. Getr.,
1 kartets van 9 cM. Gl.,
1412 patronen.
Verder op den dag valt niets meer voor. Des avonds wordt echter
bericht dat Toekoe Iioesin in den nacht met eene sterke bende een aan
val op onze nederzettingen zal ondernemen.
Het dragen der sabel aan den zadel.
Omtrent de beste wijze van medevoeren dor sabel door de bereden
wapens, waarover de heer J. A. P. Grevers in het vorige N°. van dit
tijdschrift een en ander mededeelde, is men ook bij andere legers nog
niet geheel tot een stellige overtuiging geraakt. In een der jongst verschenen
afleveringen (15 September 1887) van den Spectateur Militaire lezen wij
daaromtrent het volgende
„Eene ministerieele beschikking van 23 Juli 1884 had de bevestiging
van de sabel aan den zadel voorgeschreven; eene ministerieele nota van
9 Mei 1886 trok die bepaling weder in, althans voor de officieren en
ruiters van de regimenten die met de revolver zijn gewapend. Thans is
de eerstgenoemde order bij eene nieuwe ministerieele nota van 5 Augustus
1887 weder voor alle cavaleriekorpsen van kracht verklaard. Ongetwijfeld
is het treurig ongeluk te Saint Germain dat kort geleden don dood van
een onzer schitterendste ruiterofficieren ten gevolge had, niet vreemd
aan deze beschikking.