49
rechts, en daarop dadelijk een stoot links worden toegebracht, dan
heeft men eenvoudig tot de laaglinksche parade over te gaan om geheel
gedekt te zijn, terwijl men, de handen vrij hebbende, in een oogwenk
een stoot kan toebrengen.
Het hoofd wordt gepareerd op het commando Omhoog pareert—
„Een", Recrutenschool of vIioofd=Weert"Campen's Handleiding.
Behalve het verschil in commando, stuit men hier op een groot
verschil in de uitvoering.
Yolgens de Recrutenschool blijft de man in de positie en pareert
met de lade naar boven, volgens Campen trekt de man den rechtervoet
bij en is de loop naar boven gekeerd.
Bij de samenstelling der Recrutenschool is blijkbaar meer gelet
op het geweer, door Campen meer op het belang van den man.
Er is veel voor het naar boven keeren der lade te zeggenheel
licht kan het vizier worden afgeslagen of beschadigd en het laatste
kan ook plaats hebben met bak en sluittoestel, terwijl daarrenboven de
rechterhand bij het afglijden van de kolf der tegenpartij kan geraakt
worden. Daarentegen zal de lade het bij een welgemeenden slag hard
te verantwoorden hebben. Dat echter daargelaten, is de positie van
Campen beter, omdat, wordt de slag niet opgevangen, de man heel
veel kans heeft dat hem de linkerknie verpletterd wordt, want de
tegenpartij zal in vele gevallen de vaart van haar kolf niet kunnen
breken en zal dat ook niet willen bjj zoo'n buitenkansje. Wel is
de tegenpartij daardoor een oogenblik ongedekt en weerloos, maar
wat heeft men daaraan, als men zelf buiten gevecht is gesteld.
In de positie van Campen daarentegen, waarbij de achterste voet
wordt bijgetrokken, is het hoofd eveneens volkomen gedekt; door
den rechten stand van het lichaam is het weerstandsvermogen grooter
en, slaat de tegenpartij mis, dan heeft men eene schoone gelegen
heid haar een kolfstoot in het gezicht of op de borst toe te brengen,
die haar geheel buiten gevecht stelt.
De aanmerking van Campen is zeer juist: „Ligt men uitgevallen,
„dan vervalt het bijtrekken van den voet."
Men strekt de armen in de richting van het bovenlijf uit, dus
ook de knie van het linkerbeen is gedekt.
1887, Dl. II.
4