58
verstandig zijn; eigenschappen, die de Preangers missen.
Men vergete niet, dat niet alle ruiters in het bezit zijn van een sterk
ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel en velen zich maar al te dikwijls
wreken over de een of andere, naar hunne meening door het paard
gemaakte fout (waarvan ze in den regel zelf de schuld hebben)liefst
als het weerloos in den stal aangebonden staat. Indien men zulke
mishandelingen eens toevallig ontdekt, kan de dader gestraft worden,
doch dit neemt niet weg, dat het feit heeft plaats gehad en dat de
goede resultaten van maandenlange moeite en onuitputtelijk geduld»
van de zijde der instructeurs, als met een tooverslag niet alleen tot
nul worden gereduceerd, maar het paard onhandelbaarder dan ooit is
geworden. Men doet dan het verstandigst, den patiënt zoo spoedig
mogelijk te koop te stellen bij den troep is en blijft zoo'n paard verder
in den regel onbruikbaar. Ik heb zulks meer dan eens gezien en
nog wel bij overwalsche paarden, waarbij onwil nooit of hoogst zelden
wordt aangetroffen. Hoeveel erger zou zulks clan niet met Preanger-
paarden 't geval zijn
Het vorenstaande is nu nog afgescheiden van de physieke gebreken,
die den Preangers over het algemeen, meer dan wenschelijk is, aan
kleven. Zooals hiervoren reeds is gezegd, hebben de meesten beenge
breken en zoo iets is, zooals zich begrijpen laat, een inconvenient dat hen
tot troepenpaard eveneens ongeschikt maakt. Ik zal nu trachten de
redenen op te sporen, waarom het Preangerpaard, zooals het is, moet
en niet anders kan zijn dan ongeschikt voor troepenpaard. Uitzonde
ringen daargelaten.
Zooals hiervoren herhaaldelijk is aangegeven, zijn de stamouders
der Preangerbastaarden hoofdzakelijk Arabische, dan wel Perzische
vaders en Javasche moeders. Nemen wij nu aan, dat iets goeds
alleen uit iets goeds kan voortkomen en onderwerpen wij dan de
stamouders van de Preangerpaarden aan eene nadere beschouwing.
Yan de Arabische paarden zeggen Dr. L. B o r n en Dr. H. M 11 e r in
,,hun Handbuch derPferde kunde fürOfficiere undLand-
„wirthe", uitgave 1884, o. a.: „Hieruit blijkt, dat het goede Arabische
„paard, het typische beeld van een mooi en deugdzaam paard is," en alle
andere hippologen zijn 't met die uitspraak eens, ook Schwarznecker,
die er echter nog bijvoegt: „alleen is het te betreuren, dat men deze