07 college hier, een dispuut daar bijgewoond te hebben, doet de lust die hij in het vak heeft, dat hij voor zijn toekomst koos, zich gelden. Zijne belangstelling, zijne nieuwsgierigheid worden gewekt. In de quaestiën, die om hem heen branden, heeft ook hij een oordeel, dat hij kracht wil bijzetten met argumenten, die hout snijden. Zoo worden die lamme boeken nu boudgenooten, vrienden, die hem de bewijsredenen leveren, die morgen iu de club zijne overtuiging staven zullen. Zonderling, hij, die voorheen op klaarlichten dag op zijne boeken insliep, waakt nu nachten over folianten gebogen hij, die voorheen smokkelde, bepleit heden de wenscheijjkheid van een hooger uit voerrecht op fijne sigaren. Dat is waar ik heen wil, geachte D., en daarom houd ik voet bij stuk. Zoolang „de jaren des onderscheids" niet gekomen zijn, merkt gij terecht op, mag aan het zelfverwijt zoo'n gewichtige rol niet toe gezegd worden. Zelfverwijt is den mensch slechts in geringe mate aangeboren. De ivoorden onderworpenheid, gehoorzaamheid, tucht zeggen al dat men met eene aangeleerde eigenschap te doen heeft. Eu daai wij juist flinke, doortastende, vrijheidlievende mannen in ons korps noodig hebben, moet de vorming, de opvoeding, die tegen strijdige eigenschappen zoo verzoenen „dat ieder officier bij de in- trede van zijn loopbaan een hoog gevoel van plichtsbesef heeft." Gelooven ook mijne tegenstanders niet, dat de gedaanteverwisse ling van het karakter minder geweld eischt als zij, met de physieke mee, stap voor stap volmaakt wordt? Gelooven ook zij niet, dat iemand die het schoolleven met vrienden en vriendinnetjes doorge- biacht heefcdie een jaar soldaat in de gelederen is geweest,- die dan onder kameraden (studenten) van betrekkelijke vrijheid gebruik Lau maken om te ontgroenen; die vervolgens in de nieuwe omgeving „Indië" als militair onder leiding intreedt, terwijl eindelijk de laatste overgangsperiode op 22 a 23 jarigen leeftijd banden aanlegt, die slechts aangehaald worden bij neiging tot vergaloppeeren, zouden ook mijne tegenstanders niet gelooven, dat bij die vorming kans bestaat mannen in de gelederen te zenden, voldoende vertrouwd met de begrippen van geven en nemen, van gehoorzamen en bevelen, om hun door mannelijke middelen aan plichtsvervulling te binden? Heeft D. wel in het oog gehouden dat ik die opleiding onaf-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 76