68
scheidel ijk aan het afschaffen der straffen verbond? Dat ik boven
dien o. a. nog de invoering van het onderluitenantsambt vroeg,
waardoor 1°. het aantal 'officieren tot een minimum beperkt wordt
en 2°. hetgeen ik thans laak in onze dagelijksche werkzaamheden,
in andere handen zal overgaan.
Hier stuit ik weer op een zin, dien D. wellicht in een onbewaakt
oogenblik uit mijne pen gevloeid zal oordeelen. Inderdaad, zoo 'n
zin op zich zelf klinkt hard. Een officier mag niets beneden zich
achten, waarvan hij zich de noodzakelijkheid bewust is. Niets, al
zijn er onaangename luchtjes of erger aan verbonden. Maar de regle
menten, de voorschriften moeten zóó zijn, dat zij geen noodzakelijk
heid opleggen, zonder haar te doen beseffen. Wat ter harte ge
nomen moet worden, mag niet a contre coeur vervuld worden.
Ik refereer verder aan mijn pleidooi voor het invoeren van den onder
luitenantsgraad, dat ik hier anders van a tot s zou moeten herhalen.
Nu de omstandigheden mij tot de opleiding terugvoeren, maak ik
van de gelegenheid gebruik om eene bedenking te bespreken, die ik
hoorde opperen tegen het door mij verdedigde stelsel.
Het verwijt gold de vele inrichtingen, die een zelfde leerling te
doorloopen heeft. Dit nu had ik juist als een voordeel beschouwd.
Elke inrichting is een geheel met een bepaald doel. De middelbare
school voor de algemeene elementaire kennis. De polytechnische
school voor de algemeene elementaire technische kennis. De militaire
school in Nederland voor' de elementaire militaire wetenschap. De
militaire hooge school in Indië voor de hoogere militaire wetenschap.
Telkens afgewisseld door practische voorbereiding.
Ik kan het volstrekt niet eens worden met J. J. Rousseau, die
zijn Emile, van de prilste jeugd tot de voltooiing der veruitgestrekte
opleiding, uitsluitend aan één leermeester toevertrouwt. Ja, ik zou het
geenszins als een ongeluk beschouwen, als de jongelui in de laatste
inrichting, dus i op 22 jarigen leeftijd, op het punt hunne vrijheid
te verwerven, leeraars ontmoetten, die in menig opzicht in opinie
verschilden met vorige onderwijzers. J. J. Rousseau zou zich redden
met een: „Ik zal wel zorgen dat mijn leerling, die verschillende meenin-
„gen op zijn tijd toch leert kennen." Hij houde mij ten goede, dat ik