69 het wijzer vind den leerling zelf den twijfel te laten uitvechten. Toen de ambachten nog kunst vereischten, trokken de gezellen de wijde wereld door. Tot D.'s beschouwingen terugkeerend, lees ik dat met de jaren het plichtsbesef grooter wordt, hoewel de liefde voor den stand afneemt, bekoelt. Dit geefc hij als „algemeene regel." Ik wil het niet ge- looven. Waarom zou die liefde bekoelen, ik kan er niet één reden toe vinden. „De illusiën der jeugd verdwijnen, naarmate men le revers de la médaille nader beschouwt," zegt Schr. en verder: „de „jeugdige geestdrift hangt van te veel factoren af, dan dat zij solide „waarborgen kan leveren voor ernstige plichtsbetrachting." Voor eerst is geestdrift en liefde geenszins hetzelfde, het eerste is even voorbijgaand als het ander onwrikbaar vast. Dan, zijn er illusiën noodig om de liefde te voeden? Dat moge waar zijn bij de liefde door Amor's pijlen gewekt (ik heb het niet bij ondervinding), bij de liefde, die ons aangeboren, ingevoed is, geldt het niet. Ik ben nog jong, nog op de eerste trede mijner loopbaan; veel schoons heb ik mij van het leven nooit voorspeld, daar ben ik misschien te jong voor aan het philosopheeren geraakteene schitterende carrière had ik mij niet toegedacht, dan zou ik niet als tweede luitenant mijne opmerkingen en denkbeelden offëhlijk verkondigd hebben. Maar wel constateer ik, dat juist in de oogenblikken, dat de omstandigheden het 'meest tot pessimisme stemden, de liefde tot mijn ambt het krachtigst op den voorgrond trad, dat ik in haar de kracht, de poëzie vond om de toekomst minder donker in te zien. Zou den Franschman zijn vaderland minder dierbaar zijn geweest, toen de Duitschers Parijs ingesloten hadden en de laatste illusie verdween Multatuli heeft nooit meer getoond zijn ambt lief te hebben met hart en ziel, dan toen hij, bij het verdwijnen zijner laatste illusie, zijn request om ontslag indiende. Dat is misschien de hoofdreden van ons geschil, zeer geachte D. Ik wil ze vol gloed, vol liefde, die chefs, zoolang zij hun pensioen niet vragen. Koude ijver, toewijding zonder liefde! En ik die dacht dat, naarmate men meer macht kreeg, ook te meer liefde geëischt moest wordenDus dat was geen liefde, die dien overste kalm honderden ten dood deed voeren; het was beredeneerde toewijding

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 78