B0EKBE00RDEEL1NG. Het korps Mariniers in de Tweede Kamer der Staten-öeneraalZitting 1886 1887, door J. B. Verhei), kapitein der mariniers. Helder, C. De Boer Jr. 1887. Dit vlugschrift bevat eene verhandeling over het korps Mariniers, waaromtrent ten vorigen jare in de Volksvertegenwoordiging met name door het kamerlid, den heer Rooseboom zooals de schrijver zegt, de staf gebroken werd. De heer Verheij komt met gepasten ernst tegen geringschatting van zijn korps op en betoogt, dat de Mariniers volstrekt niet zoo nut teloos zijn, als de heer Rooseboom schijnt te denken. De schrijver geett tevens aan, hoe nog meer partij van die goed gedisciplineerde zeesoldaten zoude te trekken zijn, als een paar compagnieën te Soerabaja werden gekazerneerd om als depot te dienen voor de aflossing der mariniers, die zich aan boord der schepen bevinden. "Wijders wordt nog met een enkel woord de bezoldiging van het per soneel, zoomede de beweerde luxueuse organisatie van 4 hoofdofficieren bij dat korps besproken, om te doen uitkomen, dat die hoogere bezoldi ging in vergelijk met andere beroepssoldaten meer dan verdiend is en dat bij eene oordeelkundige machtsverdeeling er op zijn hoogst 1 lui tenant-kolonel zoude te missen zijn. "Wij, Indische officieren, herinneren ons nog te goed de diensten, door het korps Mariniers in den Atjeh-oorlog bewezen, dan dat wij niet elke poging zouden toejuichen, strekkende om dat korps integraal in wezen te houden. Of het echter den schrijver gelukt is het hoofdbezwaar van den heer Rooseboom te weerleggen, nl. dat die diensten voor de Marine niet meer van hetzelfde gewicht zijn als vroeger, meenen wij te moeten betwijfelen. V.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 96