191 der aldaar geageerd hebbende troepen, ter kennis van het Leger gebracht, dat het II. M. de Koningin, Keizerin van Indië, behaagd heeft aan al de deelnemers aan dien veldtocht te verleenen de Indische krijgs- medaille niet eenc gesp met het inschrift „Burma, 1885 87", en dat teven, gratificatiën zullen worden uitgekeerd, waarvan het bedrag voor eiken rang en graad nader zal worden vastgesteld. Verder worden in dat nummer gepubliceerd de voordrachten voor belooningen en onderscheidingen, zooals die zijn opgemaakt door de commandeeronde generaals van het expeditionnairo leger in Opper-Birma. Elk brigadecommandant of commandant van een zelfstandig korps, benevens' elk chef Yan een wapen of dienstvak heeft een afzonderlijken staat ingediend, waarop zijn vermeld de namen der personen, die zich onderscheiden hebben, benevens in 't kort de reden waarom zij worden voorgedragen. De Opperbevelhebber, die van deze staten een verzamel- staat opmaakt en daarbij aanteelcent in hoever hij do afzonderlijke voordrachten ondersteunt, voegt daarbij tevens zijne appreciatie over de diensten van de brigadegeneraals zelve, terwijl de Onderkoning er eenige uanteekeningen over de opvolgende Opperbevelhebbers en hunne stafoffi cieren aan toevoegt. In het rapport van generaal Lockhart, commandant der 3? brigade, vinden wij onder meer voorgedragen den 1™ luitenant J. F. Breijer van het Nederlandsch-lndisch leger, „who has," zegt generaal L., „acted as my „extra orderly officer and at the same time has cooperated with Lieu tenant Pink in road-surveying. He has been of great use and has always „been anxious to get forward when firing commenced." De Opperbevelhebber in Birma zegt van den brigadegeneraal Lockhart „Deze generaal heeft met den brigadegeneraal Low de taak gehad van „de onderwerping der moeielijkste en in den meest volslagen toestand „van regeeringloosheid verkeerende streek van Opper-Birma. Zijn flink heid en ondernemingsgeest zijn algemeen bekend en gewaardeerd. In „het bezit van eene groote mate van initiatief en nooit gelukkiger dan „wanneer hij persoonlijk eene moeielijke onderneming kon leiden, heeft hij „getoond alle eigenschappen van een bevelhebber te bezitten en door zijn „voorbeeld zijnen ondergeschikten een groot deel van zijn eigen voort varendheid weten in te boezemen. „Hoewol ik geen vergelijkingen wil maken tusschen de verschillende „brigadegeneraals, die met mij hebben samengewerkt, hebben de generaals „Low en Lockhart echter liet geluk gehad, zich het moeielijkste eom- „mando te zien opdragen en zich daarvan zoo tot volkomen tevredenheid

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 200