389 toonen kraaien, door gladak-hondon, die onophoudelijk kwaadaardig huilen of door verdwaalde kalven en stieren die loeiend rondloopen; spoedig echter gewent men aan deze geluiden en hinderen zij niet meer. En zoo gaat de tijd dag in dag uit met weinig afwisseling voorbij. Do Sepoys zijn met de dorpsbewoners spoedig bevriend en verbroederen zich. Het is wonderbaarlijk hoe zij elkander weten te verstaan, daar zij toch geheel verschillende talen spreken. De Sepoy bluft gaarne op zijn geweer tegenover groepen van bewonderende Burmanen en hij verbaast hen met de snelheid, waarmede hij het kan laden en afschieten. Men heeft van de Sepoys op buitenposten zelden last, bijna nooit brengen de dor pelingen klachten over hen in, want in den regel kunnen zij het te zamen goed vinden en alle Sepoys houden dan ook veel van het postenleven. Daar worden zij niet onophoudelijk gedrild en hebben geen last van exercitiën en dergelijke. Zij hebben er in vergelijk met aBdere plaatsen een gemakkelijk leven. De wachtdienst is niet bijzonder zwaar; alleen moet er soms eene patrouille gemaakt worden. In een oproerig of niet tot orde en rust gebracht gewest is de loop van zaken echter niet zoo kalmdaar kunnen ieder oogenblik berichten inkomen van Dacoits, een detachement moet er dan op uit, terwijl een officier met de overschietende macht achterblijft om den post te bewaken. Een dorp in de nabijheid staat soms in brand, Dacoits hebben het juist in brand gestoken; men rukt met den meesten spoed uit en komt juist tijdig genoeg aan, om de overblijfselen van het dorp te vindende Da coits zijn weg. Heeft men eenig geluk en treft men hen nog aan, dan slaagt men er in, eenigen te dooden of gevangen te nemen. Gevangenen zijn echter altijd lastig; men moet ze laten bewaken en de eerst voorkomen de gelegenheid benutten, om ze aan de civiele autoriteiten over te leveren. Het hinderlijkste voor de officieren, die de gevangenen grepen men kan haast zeggen op heeterdaad betrapten is dan, om ze na eenige dagen weder in vrijheid gelaten te zien door de civiele autoriteit, uit „gebrek aan voldoend bewijs". Soms krijgt men bericht dat een berucht opstandeling een schuilplaats gezocht heeft in een zeker dorp. Men maakt in het diepste geheim toe bereidselen en marcheert er 's nachts heen, zoodanig dat men bjj het aanbreken van den dag op de aangewezen plaats is. In weerwil van alle voorzorgen vindt men steeds den vogel gevlogen. Soms wordt de post 's nachts aangevallen. Plotseling wordt de stilte verbroken door geweervuur; de wacht komt onder de wapensmen grijpt naar de geweren cn neemt zijn postin; het is te donker om iets te zien, de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 398