WAPENS EN MUNITIËN. Bewapening der officieren. Alle officieren, ook de Inlandsche, zijn bewapend met sabel en re volver. De sabel der Britsche officieren is recht en voorzien van een gevest met korf van messing of van staalde messingen korf vol deed slecht, daar het in Opper-Burma voorkwam, dat zij door een slag zoodanig verbogen was, dat de hand daarin vastgeklemd raakte en niet meer bewogen kon worden. De Inlandsche officieren droegen sabels van verschillenden, somtijds van geheel nationalen vorm. De revolver maakt een noodzakelijk onderdeel uit van de velduitrusting der officieren, die echter vrij zijn in de keuze van het model. Her haaldelijk is, bij het bestrijden van fanatieke vijanden en vooral in Afghanistan, gebleken, dat de revolver geen geschikt wapen is, om een man neer te leggen, tenzij men hem in de hersenen of het hart treft of wel het kaliber groot en de kogel en lading zwaar zijn. Voldoet de revolver niet aan deze eischen, dan beschermt zij de daar mede gewapende persoon niet afdoende, daar de aanstormende vijand, ofschoon getroffen, in den regel nog den afstand kan afleggen, welke hem van zijne tegenpartij scheidt en deze kan verwonden, iets dat herhaaldelijk is voorgekomen. De thans in het Britsch-Indische leger aangenomen model revolver heeft dan ook een kaliber van 0.476 inch (ruim 12 mM.), een kogel van 265 grains (17 gram) en eene buskruitlading van 18 grains (1.2 gram); de geheele patroon heeft eene lengte van 3 kalibersdeze zware munitie wordt steeds te velde medegevoerd, ook ten gebruike door de officieren. De revolver heeft eene inrichting tot het uitwerpen der ledige hulzen. Verscheiden Britsch-Indische officieren zijn, dank zij hunne oorlogs ondervinding, echter van meening, dat een tweeloops-pistool met zeer zware lading een meer vertrouwbaar wapen is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 153