150
Het aflfuitlijf bestaat uit twee wanden met flenzen, door schroef
bouten en kalven onderling verbondenbij die van 400 kan de as ge
makkelijk worden uitgenomen, omdat deze afzonderlijk vervoerd wordt.
Eene bijzondere vermelding verdient de doelmatige inrichting tot
het snel vermeerderen of verminderen der elevatie, welke bij beide
vuurmonden slechts in de details verschilt (zie fig. 16).
Het bodemstuk rust met geringe broekzwaarte op eene élévatie-
wig, waarvan het hellende bovenvlak met een lederen kap is bedekt.
De wig is geplaatst op eene platte metalen stang, waarover zij vóór-
en achterwaarts verschuifbaar is door middel eener schroef, die in
eene moer van het loodrecht naar boven omgebogen achtereinde der
stang loopt. Door het rad, waarin deze schroef eindigt, met de hand
rond te draaien, wordt dus de élévatie zeer langzaam vermeerderd
of verminderd. De stang heeft twee steunpunten. Het eene is een
bout, in de zijwanden der affuit bevestigd en waarom het, tot een
langwerpig oog gevormde vóóreinde der stang scharniert. Het andere
steunpunt wordt gevormd door een vasten dwarsarm aan het midden
der stang, welker uiteinden ru§ten op twee tegen de binnenzijde van
de zijwanden der affuit geklonken steunen. Deze steunen hebben
verschillende trappen, waarop de dwarsarm der stang kan rusten.
Om nu de élévatie snel eene groote wijziging te doen ondergaan,
wordt de druifbol van den vuurmond met de linkerhand vastgehou
den, met de rechterhand het rad der élévatie-wig aangevat en de
stang met wig een weinig vooruitgeschoven, waarna die stang op- of
nederwaarts kan bewogen en met den dwarsarm op een hoogeren of
lageren trap van de steunen geplaatst worden. Eene opening in het
oog der stang maakt het mogelijk, den geheelen toestel bij het ver
voer af te nemen.
Een nadeel aan deze inrichting verbonden is, dat de richter, vooral
in bergterrein, wel eens niet dadelijk kan beoordeelen op welken
trap hij de stang der wig moet laten steunen; eene plaatsing op
een te hoogen of te lagen trap veroorzaakt een niet onbelangrijk
tijdverlies, doordat de noodzakelijkheid eener verplaatsing eerst blijkt
na het geheel vóór- of achterwaarts schroeven der élévatiewig.
De affuit voor het kanon van 200 R* wordt bij het vervoer in
twee deelen gesplitst, namelijk