157 met beide handeu op den neus gedrukt, waardoor het achterwaarts trad, welke beweging de achterstaande dieren medemaakten. Ongetwijfeld oefent de omstandigheid, dat de Inlandsche geleiders van hunne vroegste jeugd met muildieren hebben omgegaan en daar voor dus eerder liefde dan vrees gevoelen, grooten invloed uit op de wijze van behandeling. Dat ook de Britsche officieren ten volle be grijpen, dat kalmte hier een hoofdvereischte is, kan o. a. blijken uit de omstandigheid, dat een batterij-commandant mij mededeelde, dat hij alle hengsten der officieren en onderofficieren zijner batterij liet castreeren, omdat zij anders te onrustig waren en daardoor een slechten invloed op de muildieren uitoefenden. De beste muildieren worden gebruikt tot het dragen van materieel en munitie, de kleinere en minder goede of sterke voor de bagage; de artillerie-officieren zeiden mij, dat de beste dieren zich bevonden ondei hen, die 134 hands (1.37 M.) hoogte hadden, hetgeen voor het dragen van materieel als een minimum is te beschouwente groote dieren, van 14i hands (1.47 M.), zijn te moeielijk te laden. Van meer gewicht dan de groote hoogte is de omvang; niet al te hooge, zeer zware dieren zijn de sterkste. Al de muildieren voor het dragen van materieel en munitie vormden in iedere batterij een prachtig stel van nagenoeg gelijke grootte. De meeste worden in Britsch- Indië, vooral in Panjab, aangekocht, doch een groot aantal moet nog steeds van buiten worden aangevoerd. Perzië levert daarvan de meeste en de beste, daarna komen Cyprus, Malta, Egypte en Italië. Twee van de batterijen, die ik zag, hadden grootendeels Perzische muildieren, die meer overeenkomst met het paard vertoonden dan die van Panjab en ook grooter, doch minder levendig en gehard zijn. Eenige batterijen hadden volstrekt geene ondervinding opgedaan in lage terreinen; zoowel in Opper-Burma, als ook in den oorlog in Afghanistan, hebben de muildieren echter uitstekend in heuvelterrëin voldaan en waren de steilste toppen met de bergkanonnen te bereiken. De batterijen, die echter geruimen tijd in lage en drassige terreinen in Opper-Burma geageerd hadden, hadden ondervonden, dat de muil dieren daar veel minder voldeden dan in heuvelterrein, dat zij daar meer aan ziekten onderhevig waren, dikwijls moeielijk of zeer lang zaam vooruitkwamen en dat het gaan liggen der dieren, na een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 170