168
marcheeren. Hiervoor zijn b. v. per Bataljon Infanterie 350 muil
dieren noodig.
Een algemeen beginsel is verder, dat alle korpsen, gelegerd nabij
de landgrenzen van Britsch-Iudië dus b. v. voortaan ook de garni
zoenen in het Noorden en Oosten van Opper-Burma steeds voorzien
zijn van de helft of deel van hun transportpark, waardoor zij
onmiddellijk met de noodzakeljjke bagage en vivres voor enkele
dagen light marching order) kunnen uitrukken. Die dieren worden
in de garnizoenen voor verschillende diensten gebezigd en zelfs de
ponies en muildieren aan officieren ten gebruike gegeven, die dan
in de voeding en het onderhoud voorzien.
Behalve deze lastdieren, die tot den transp<irtdienst behooren, hebben
de Cavalerie-regimenten en batterijen Artillerie in geheel Britsch-
Indië de vroeger reeds genoemde grassnijders-ponies en bagage
muildieren, die tot de formatie der korpsen behooren. Het deze
dieren kan de Cavalerie onmiddellijk uitrukken met de bagage der
manschappen en hun tenten en bovendien, zoo noodig, met 4 dagen
vivres en fourages; het halve of 1/3 transport, dat de regimenten
bovendien in de garnizoenen nabij de landgrenzen b. v. ook in
Umballa hebben en dat uit muildieren bestaat, stelt hen in staat,
ook het hospitaal-materieel, de volle munitie-uitrusting en de bagage
der officieren mede te voeren.
Sedert geruimen tijd maakt het een punt van overweging uit, de
bagage te velde te beperken en met name de tenten bij den opmarsch
voorloopig achter te laten en zoo spoedig mogelijk na te zenden.
Dat, ondanks al deze gedeeltelijke voorbereidingen, de behoefte aan
lastdieren bij eene algemeene mobilisatie buitengewoon groot zal zijn,
kan niet worden ontkend. Al het mogelijke wordt dan ook gedaan,
om de fokkerij van muildieren, in het Noorden van Vóór-Indië vooral,
te bevorderen en aan te kweeken.
Het lastdier tot vervoer van vivres en bagage is bij voorkeur
het muildier; verder werden ponies, olifanten en kameelen, ein
delijk ossenkarren gebezigd. Een groot aantal der transport-muildieren
en ponies was bij het begin der operatiën in Opper-Burma uit Yóór-
Indië derwaarts overgebracht. Het transportpark werd daar verder